Warm welkom in Kenia; met CWS naar West Pokot - Reisverslag uit Pétionville, Haïti van Margot Greef - WaarBenJij.nu Warm welkom in Kenia; met CWS naar West Pokot - Reisverslag uit Pétionville, Haïti van Margot Greef - WaarBenJij.nu

Warm welkom in Kenia; met CWS naar West Pokot

Door: Margot de Greef

Blijf op de hoogte en volg Margot

10 Augustus 2016 | Haïti, Pétionville

“Karibu.” Welkom. Met dit woord werd ik ontvangen in Kenia en de daaropvolgende drie weken bleven een warm welkom en een geweldig bijzondere tijd. Veel herkenbare dingen gezien en gehoord, maar ook vele nieuwe dingen geleerd. Teveel om in een verhaal weer te geven. Daarom begin ik maar bij de eerste week.

Mijn eerste week in Kenia bracht ik door met collega’s van Church World Service. Aangezien er veel Amerikanen werken bij CWS in Kenia, was het kantoor gesloten op 4 juli in verband met onafhankelijkheidsdag. Een dag dus om een presentatie voor te bereiden en ander werk te verrichten, maar CWS bleek ook nog wat anders voor me geregeld te hebben. Een chauffeur kwam me ophalen bij Amani Gardens Inn, het guesthouse waar ik verbleef, en reed me naar de rand van het nationaal park van Nairobi. Onderweg vertelde hij hoe de import van tweedehands kleding van naburige landen de lokale productie omver heeft gehaald. We reden door een rijke wijk, met veel beveiliging en grote huizen achter hoge muren. Een contrast met Kibera, de grootste sloppenwijk van Afrika; een uitgestrekt gebied van met golfplaat bedekte woningen dicht naast elkaar, veelal van mensen die van het platteland naar de stad zijn getrokken.

De eerste bestemming was het David Sheldrick Wildlife Trust, oftewel een olifanten ‘weeshuis’. Een uur per dag is dit voor bezoekers toegankelijk. We schaarden ons achter een touw, schoolkinderen vooraan. Een groep baby olifanten dronk twee grote flessen melk achter elkaar naar binnen, de slurf om de fles gevouwen. Een van de verzorgenden vertelde over de olifanten, waarvan vele gevonden zijn nadat ze in een put waren gevallen, andere nadat hun moeders doodgeschoten waren om hun ivoren tanden door stropers. De olifanten vermaakten zich met water drinken uit een tuinslang, spelen in de modder, takken grijpen met hun slurf en wapperen met hun oren. Erg mooi. De olifanten worden 5 jaar lang verzorgd en gaan daarna terug de vrijheid in. Dan kunnen ze zelfs nog hun familie herkennen als ze die tegenkomen. De olifanten lopen overdag rond in Nairobi nationaal park.

Vervolgens reden we naar een giraffe centrum in de wijk Karen, waar je op ‘ooghoogte’ met de giraffes kunt staan en ze kunt voeren. Hun lange tongen grepen gretig de brokken uit onze handen. Het zijn bijzonder mooie dieren. Statig liepen ze naar de bomen in de verte. Lager bij de grond liepen wrattenzwijnen te wroeten. Wilde dieren en mensen bij elkaar, zelfs nabij de hoofdstad.

Daarna reden we via het centrum terug naar het guesthouse in Westlands. Veel verkeer in de stad. Zo’n 10% van de totale bevolking van 40 miljoen personen woont in Nairobi. Het land is pas in 1963 onafhankelijk geworden van Engeland. De Britse invloed is nog duidelijk merkbaar, o.a. in het links rijden en thee drinken. Net als in Haïti zijn er publieke en privé klinieken te vinden. We reden langs het ‘state house’, waar de president woont, verscholen op een omheind terrein. Met 42 stammen gaat het bij de presidentsverkiezingen vooral om welke stam gekozen wordt. We keken uit op Uhuru park en de hoogbouw van de stad.

Dinsdag 5 juli werd ik ’s ochtends opgehaald door een chauffeur van CWS, die me naar het kantoor bracht. Een groot verschil met de kleine staf van CWS in Haïti en Latijns Amerika: het team van Afrika telt 470 medewerkers die een door de Amerikaanse overheid gefinancierd migratieprogramma uitvoeren, terwijl het team dat zich bezighoudt met ontwikkelingswerk uit 14 personen bestaat. Het gebouw heeft 6 verdiepingen.

Ik begon met een geprek met de directeur van het ‘resettlement support center’. CWS voert namens de Amerikaanse overheid de hervestiging uit van vluchtelingen van alle sub-saharan landen. Dit wordt volledig gefinancierd door de Amerikaanse overheid en daarom moet het gebouw aan alle criteria van de Amerikaanse overheid voldoen. Een goede beveiliging dus. CWS heeft tevens kantoren in Zuid-Afrika en Tanzania. De directeur van RSC (resettlement support centre) ontving me hartelijk en nam me mee voor een rondleiding door het gebouw, me onderwijl uitleg gevend over het proces. Helemaal beneden in het gebouw is de afdeling inkoop en logistiek, evenals de bibliotheek met alle dossiers van de vluchtelingen. De grond kan omhoog in geval van overstroming en er is een stevig systeem tegen brand. Een verdieping hoger worden de mensen ontvangen en interviews afgenomen. De staf reist veel, in alle landen en op meerdere plaatsen in de landen, om interviews af te nemen met vluchtelingen die door UNHCR (VN) naar CWS doorverwezen worden. Er is een afdeling voor culturele oriëntatie voor mensen die geaccepteerd zijn voor asiel in Amerika, een afdeling case managers voor het verwerken van alle dossiers en aanvragen, een onderdeel voor hereniging van families, een speciale eenheid om fraude te voorkomen, etc. Wereldwijd maakt het werk met vluchtelingen een groot deel uit van waar CWS zich mee bezighoudt, alleen in onze regio ligt dat anders.

Vervolgens maakte ik kennis met het team van ‘relief, development and protection’, die bijna voltallig aanwezig waren. Ze gaven een presentatie over het werk van CWS in Afrika, dat in 1964 is begonnen. Veel herkenbare dingen, maar ook verschillen. Vervolgens gaf ik een presentatie over het werk van CWS in Haïti. Het gebeurt niet zo vaak dat ze collega’s uit andere landen op bezoek krijgen en ze ontvingen me allerhartelijkst en verwelkomend. Een kom thee met melk (of beter gezegd melk met een theezakje) mocht niet ontbreken.

Samen met collega Sarah, die verantwoordelijk is voor CWS werk gerelateerd aan onderwijs, werd ik naar Wilson airport gebracht. De minister president van Israël was op bezoek, wat tot de nodige files leidde. We checkten in bij Skyward Express en kwamen er algauw achter dat we tegen dezelfde problemen aanlopen in ons werk met partnerorganisaties. Een reeks kleine vliegtuigjes stond gereed. In een uur tijd vlogen we naar Eldoret, waar twee andere collega’s ons op kwamen halen, Peter en Ava, die ’s ochtends al per auto vanuit Nairobi waren vertrokken. Ava komt uit Maurititus, een eiland in de Indische Oceaan. We kwamen erachter dat het Creools van Mauritius bijna gelijk is aan het Creeols van Haïti! Hoe is het mogelijk, twee eilanden zo ver bij elkaar verwijderd.

Van Eldoret reden we via Kitale naar Kapenguria. Herkenbare taferelen onderweg. De schoolkinderen in hun uniformen, maar hier de meisjes met hun haar net zo kort geknipt als de jongens. Ik ben gaan begrijpen waarom men Haïti het Afrika van Amerika noemt. Het volle openbaar vervoer in minibusjes, uitgestrekte maïsvelden, overal marktwaar aan de kant van de weg, fruitstalletjes, maïs op de barbecue, gasflessen. In Nairobi aan de kant van de weg houten meubels te koop, net als in Haïti, en rijen boompjes en planten. Het onderwijssysteem is een beetje anders; 2 jaar preschool, 8 jaar basisschool en slechts 4 jaar middelbare school, maar dat gaat waarschijnlijk binnenkort veranderen. Aangezien het in juli winter is in Kenia, hebben ze hun zomervakantie in december. Er zit verschil in kwaliteit tussen de scholen. Er zijn beurzen beschikbaar voor de universiteit, dus in principe kan iedereen die wil naar de universiteit. 80% van de scholen worden gerund door de overheid. En daar zit het grote verschil met Haïti.

Het gebied waar we doorheen reden, is waar de beste marathonlopers/hardlopers vandaan komen. ’s Avonds kwamen we aan bij hotel The horizon in Kapenguria. Yang’at, partnerorganisatie van CWS, heette ons welkom. We sloten de dag af met een maaltijd van kip met rijst en groente en chapatti (een plat deeg).

Ik verkeerde in aangenaam gezelschap; sympathiek en goedlachs, interessante gesprekken, goede en aangename sfeer, ontspannen en op ons gemak. De volgende ochtend reden we naar het kantoor van Yang’at, wat in de Pokot taal ‘zorg’ betekent. We spraken met de staf van Yang’at over hun visie en bezigheden in samenwerking met CWS en aan mij werd gevraagd om een en ander over CWS Haïti te vertellen.

Yang’at is in 1999 opgericht door een drietal vrouwen om de inschrijving van meisjes op school omhoog te halen. In West Pokot is vrouwenbesnijdenis nog steeds veelvoorkomend. Nadat de meisjes besneden zijn, worden ze op zeer jonge leeftijd uitgehuwelijkt, rond hun 12e levensjaar. Inmiddels is Yang’at uitgegroeid tot een team van 15 vrouwen en 7 mannen. Ze hebben in de loop der jaren 40 zanddammen gebouwd, 10 putten, 12 systemen van opvang van regenwater, 12 latrines, klaslokalen en slaapzalen met douches, latrines en stromend water. Yang’at biedt eveneens financiële steun aan ouders om een kleine handel op te richten zodat ze in hun dagelijks levensonderhoud kunnen voorzien. Ze organiseren tevens alfabetiseringscursussen voor volwassenen. Net als in Haïti zijn er in Kenia veel organisaties actief, al vele jaren. Soms ‘geven’ organisaties teveel, wat een ‘afhankelijkheidssyndroom’ veroorzaakt. Goede bedoelingen kunnen soms schadelijke effecten hebben.

De vrouwen zijn bij de Pokot (een van de 42 stammen in het land) verantwoordelijk voor de familie, maar de mannen nemen de besluiten. Vrouwen kunnen dus geen koeien of geiten verkopen zonder toestemming van de mannen. De kippen worden beschouwd als vrouwenhandel.

Samen met het team van Yang’at reden we naar het Ministerie van Onderwijs van West-Pokot, voor een gesprek met de directeur die verantwoordelijk is voor basis en voortgezet onderwijs in de county (provincie). Een van de redenen dat kinderen niet naar school gaan, is dat ze water moeten zoeken. Ook de directeur observeert grote uitval van kinderen; de jongens om voor vee te zorgen, de meisjes omdat ze uitgehuwelijkt worden. Alle scholen rapporteren aan zijn kantoor en werken met toestemming van de overheid. Universiteiten zijn eveneens goed bereikbaar en wijd verspreid door het land. Aangezien men beurzen kan krijgen voor een studie, is de universiteit in principe voor een ieder toegankelijk.

Toen ik uitlegde dat het onderwijs voor zo’n 85% privé is in Haïti, antwoordde de directeur dat de situatie klinkt als hoe het in Kenia was 60 jaar geleden. In 1966 heeft de overheid het onderwijs en verantwoordelijkheid voor aanname van docenten overgenomen van kerken. Alle docenten zijn gekwalificeerd. Het is een lange weg geweest, maar zo hoort het te zijn; onderwijs onder verantwoordelijkheid van de regering. Dit heeft Haïti ook nog.

Vandaar reden we naar het Ministerie van Water en Irrigatie. De directeur is op de hoogte van het werk van Yang’at en is zelfs zanddammen gaan promoten op basis van de technologie die Yang’at toepast. Inmiddels heeft de lokale overheid in West-Pokot ook zelf 22 zanddammen gebouwd, 50 putten gegraven en op 5 plaatsen een systeem geïnstalleerd om regenwater op te vangen. Net als in Haïti zijn mensen weinig bereid om te betalen voor het water. Wederom heeft het ‘gratis dingen uitdelen’ door organisaties hier mee te maken. Veel organisaties komen een systeem installeren, zonder training te geven over onderhoud, vertrekken en dan stort het project in. De afgelopen jaren is er een verandering gekomen van die houding naar een aanpak waarbij de inbreng van lokale bevolking wordt gezocht, gelukkig.

De directeur had interessante uitspraken aan de muur hangen:
‘De mens krijgt en vergeet, maar God geeft en vergeeft’
‘Jezus is Heere, dienst aan de medemens is dienst tot God’
‘Zeg nee tegen corruptie en ja tegen integriteit’

De gesprekken met de overheidsinstanties riepen bij mij gemengde gevoelens op. Het was bemoedigend om te horen hoe het in Kenia is gegaan, de veranderingen over de jaren, maar tegelijk ontmoedigend omdat Haïti na zoveel jaren onafhankelijkheid nog steeds die stap niet heeft gezet. Daar staat of valt alles mee. Organisaties kunnen nog zolang in Haïti blijven werken, maar als de regering de taken niet overneemt die de vele organisaties nu uitvoeren, dan komt er geen verandering. Haïti is al in 1804 onafhankelijk geworden, Kenia pas in 1963.

Terug bij Yang’at werden we voorzien van thee en mandazi (een soort donut) en daarna vertrokken we naar Chepkram basisschool, een overheidsschool ongeveer een uur rijden verderop. Deze route verliep via een onverharde zandweg met hobbels en een boeiend landschap. Er verschenen heuvels, bergen, bomen, veel erosie in het zand aan de kant van de weg. Een vallei, groene bergen. Ook de begroeiing heel herkenbaar, met o.a. cactus. Bij de school werden we ontvangen door de hoofddocent met zijn staf en kinderen veelal in uniformen met een paars overhemd en een crèmekleurige broek of rok, sommige blootsvoets, sommige zonder uniform. Een vrouw stond net een paar borden af te wassen bij een kraan en ook de kinderen demonstreerden maar al te graag het stromende water dat door CWS/ Yang’at is aangelegd.

We liepen naar de slaapzaal voor 80 meisjes, die net is afgerond. De bedden worden geleverd door de county en de matrassen door een andere organisatie. Achter de slaapzaal staan een plastic watertank en nog meer kranen, plus 8 doucheruimtes en vier hurklatrines. Het water is afkomstig van een put die recent is opgeknapt door de county. Er staat nu een elektrische pomp op, die werkt op zonnepanelen die zijn geïnstalleerd op een plastic watertank. Het water is gescheiden; van de tank loopt water naar kranen voor de gemeenschap en vanaf de put zijn leidingen aangelegd voor de watertoevoer naar de school.

Terwijl de hoofddocent met me naar de waterput liep, vertelde hij over de grootste uitdaging: vrouwenbesnijdenis. Daarom houden ze de meisjes 3 maanden op school, zonder dat ze in het weekend naar huis gaan, om het risico te verminderen dat de meisjes besneden worden, waarna ze niet meer naar school kunnen maar gereed zijn voor huwelijk, op 10-12 jarige leeftijd. Veel kinderen dragen eveneens de zorg voor vee (koeien, geiten) en worden daarom door hun ouders thuisgehouden van school. De kostschool is dus bedoeld als een manier om culturele praktijken te voorkomen. De kinderen willen zelf graag naar school.

De overheid verschaft onderwijsmaterialen en ontbijt en middagmaal, samen met Wereld Voedsel Programma. Ouders betalen een bijdrage voor de kostschool, om kosten van avondeten te dekken en ook de schooluniformen worden door de ouders betaald.

We verzamelden ons op het kantoor van de hoofddocent, die ons in het Swahili verwelkomde. We werden voorzien van een maaltijd; een bord vol met blanke rijst, een saus erbij en kip, met een flesje soda na. Toen verzamelden we ons onder een boom op het erf. De ideale plaats voor een bijeenkomst. Het schoolcomité was aanwezig en enkele ouders. De vrouwen droegen kinderen in een doek op de rug. Ook kinderen dragen kleine kinderen op hun rug. De vrouwen dragen veelal lange rokken en omslagdoeken. De schoolmeisjes dragen eveneens lange rokken. In dit gebied spreken ze Pokot, dus iemand van Yang’at vertaalde voor ons. Een man sprak en zei dat meisjes in klas 5 of 6 school verlaten, omdat meisjes als een inkomstenbron beschouwd worden en in klas 5 of 6 worden ze uitgehuwelijkt. “God heeft ons verhoord in onze zoektocht naar een manier om onze meisjes te behouden.” Hij vertelde over de dag dat CWS voor het eerst bij de school kwam. Yang’at en CWS hebben eveneens gezorgd voor een omheining rondom de school. “Een zegen van God,” zei de man. Een van de vrouwen zei dat ze als moeders veel problemen hebben, omdat de meisjes op 12-15 jarige leeftijd uitgehuwelijkt worden door hun vaders. Tegelijk zijn het echter de moeders die mede vrouwenbesnijdenis in stand houden, want onbesneden worden hun dochters ongeschikt voor huwelijk en dat is een schaamte voor de moeders.

Vervolgens kwamen de kinderen ritmisch naar ons toegelopen om drie liederen te zingen. Dit was het schoolkoor. Een genot om naar de kinderen te luisteren, die deels in hun eigen taal zongen en deels in Engels; “The fruits of education are interesting, but the roots are bitter.”

De hoofddocent kwam aan het woord en sprak weer over de uitdagingen van vrouwenbesnijdenis en uithuwelijken. Hij gaf een concreet voorbeeld van een meisje dat huilend naar school was gekomen toen ze uitgehuwelijkt was, maar toen was er nog geen mogelijkheid om kinderen te ontvangen. Ook qua loopafstand is de kostschool een welkome aanwinst; de kinderen lopen dagelijks 5-10 kilometer naar school. Daarnaast ontvingen 10 ouders een financiële bijdrage om te investeren in een activiteit voor het genereren van inkomsten; sommigen verkopen groentes of granen, anderen hebben een kleine kiosk geopend, verkopen suiker, of hebben een klein restaurant gestart, wat een grote levensverandering betekent; “We hoeven geen houtskool meer te produceren en hebben geld voor de school van de kinderen.”

Ik kreeg op het hart gedrukt om vooral de groeten over te brengen aan de mensen in Haïti en in Nederland en te zeggen “we houden van ze”. Ook hier christelijke gemeenschappen; er is één God Die voor ons plant en goed voor ons doet, zeiden ze. Tot slot zongen de vrouwen een lied, in een cirkel rondlopend en swingend springend. Zelfs de baby’s in de draagdoeken sprongen mee op en neer.

We reden terug naar Kapenguria, door de interessante omgeving met doornstruiken, uitgesleten zandbeddings, tussen de struiken door een waterval. Vlakbij Kapenguria (of Makutano) stopten we bij Nasokol middelbare school voor meisjes. Veel middelbare scholen hebben gescheiden onderwijs. Het meisje voor wie we kwamen, was echter nog niet teruggekomen van een week vakantie. De meisjes hebben hun haar kort om hygiënische redenen, een regel van de scholen.

Terug bij het hotel een traditionele maaltijd: chapatti (plat deeg), ugali (gemailen maïs), een erwtensaus en geit, en naturlijk thee met melk na.

Het werden drie emotionele weken. Een hoofd vol indrukken, ik heb genoten. Zoveel herkenbaar (kraampjes langs de weg, mensen, problemen), maar ook verschillen (rol van de overheid, vrouwenbesnijdenis, eten, thee). We hebben oprecht gelachen, maar soms moest ik ook slikken om mijn tranen te bedwingen.

Donderdag werd een heftige en lange dag. Het had ’s nachts geregend en de rode grond was veranderd in modder. We kwamen kuddes geiten tegen (die tegen de struiken staan om bij de blaadjes te kunnen), koeien, kamelen. Het eerste stuk volgden we dezelfde route als de dag ervoor naar Chepkram, maar nu bleven we ruim drie uur doorrijden. Een mooie regenboog verscheen aan de lucht en het werd droog. Bergen, vegetatie, zanderige rivierbeddingen, erosie, dromedarissen, kleine, ronde huisjes gemaakt van aarde met stro daken, gebouwd door de vrouwen.

We werden met gezang ontvangen in een rivierbedding in Nasakam en liepen gelijk met de zingende vrouwen de bedding in. Ik heb al veel gehoord over zanddammen, maar had er nog nooit een gezien. In een droge rivierbedding bouwen ze zanddammen, op een onderlinge afstand van ongeveer 5-8 kilometer. Tijdens het regenseizoen stroomt er water in de rivier. In het droge seizoen kan men een gat in het zand graven, dat als natuurlijk filter dient. Een put zorgt voor een dalend waterniveau, maar een zanddam leidt tot een stijgend waterpeil. We bekeken de dam en de watergaten in het zand. In de bedding stonden we zingend, dansend en springend bij elkaar. Opnieuw vertaling vanuit de Pokot taal.

Mannen en vrouwen (de laatste bijna allemaal met een kind op de rug gebonden) vertelden over de ontwikkeling van hun dorp. Nasakam betekent ‘behorend tot de bijen’. Voorheen kwamen de bijen om de kinderen te steken en zodoende het traanwater van de kinderen op te zuigen, zo weinig water was er. CWS en Yang’at hebben daarop samen met de bewoners de zanddam gebouwd. Nu hoeven mensen niet meer ver te lopen om water te halen en de bijen zijn vertrokken. De mensen, die traditiegetrouw vooral van vee leven (melk en vlees van koeien en geiten), ontvingen eveneens zaden en training om hun eigen voedsel te verbouwen, onder andere zoete aardappelen en groentes. Ook ontvingen ze twee soorten verbeterde geiten en advies over zorg voor de geiten. Daarnaast heeft een vrouwengroep een geldbedrag gekregen om in groepsactiviteiten te investeren. Met dat geld hebben ze 7 stieren gekocht, zodat ze eindelijk hun eigen stieren hebben, in plaats van enkel koeien van de mannen te melken, aangezien al het vee in de familie van de mannen is.

De vrouwen, 35 in totaal in de groep, zeiden dat ze eerst ‘gewone vrouwen’ waren, maar sinds de training van Yang’at zijn ze als ‘schoolkinderen, vooruitgaand’. “Voorheen zagen we honger, maar nu gelimmen onze gezichten omdat we hoop zien.”

We kregen een emmer vol honing overhandigd. De mannen dragen een stoeltje met zich mee waar ze op kunnen zitten of hun hoofd op kunnen rusten. De vrouwen doen al het werk en de mannen zitten… De mannen zijn verantwoordelijk voor de dieren, maar het zijn vooral de jongens die voor de dieren zorgen. De vrouwen en meisjes slapen in de ronde huisjes gebouwd door de vrouwen en de jongens buiten.

We reden verder naar Kotulpogh, langs grote mierenhopen die hoog in de lucht reiken (indrukwekkende bouwwerken), langs bergen en vegetatie. Al ver voor de school werden we opgewacht door wederom een groep dansende, zingende en springende vrouwen, kleurrijk gekleed, nu een met een fluitje (en weer allemaal met een kind op de rug). Ze legden takken op de voorruit en zo bereikten we Kotulpogh basisschool, waar een groep kinderen in paarse blouses en groene rokken/broeken ons opwachtte, eveneens zingend. Ook hier een deel blootsvoets en gescheurde en vaak genaaide uniformen. The hoofddocent is een vrouw.

Die dag zou een nieuw vertrek van de school geopend worden, het kantoor voor administratie en bibliotheek. Ik werd verrast toen de tolk vertaalde dat ik werd geacht het vertrek officieel te openen. Dus ik kreeg een schaar overhandigd, knipte een koord door en nog drie touwtjes voor de ijzeren deur, om vervolgens het hangslot te openen. We schaarden ons in de ruimte, de vrouwen zongen. We begonnen met gebed en namen toen buiten plaats, onder de bomen en op de veranda. De kinderen kwamen ritmisch aanlopen om te zingen. Een zingt voor en daarna zingen ze met z’n allen. Deze school is van de grond af gestart met CWS, na de bouw van een zanddam in de buurt en volwassen alfabetisering. Toen er water kwam, kregen de kinderen meer tijd om naar school te gaan. Nu telt de school 258 leerlingen.

De kinderen zongen dat we ‘schijnen als een ster in de nacht’ en andere liederen in diverse talen. Ik hoorde mijn naam gezongen worden, maar verstond de taal niet. Er werd gauw voor me vertaald dat de kinderen me vroegen met hen te dansen. Ik kan nog steeds niet dansen, maar sloot me aan in de rij en bewoog m’n voeten net als de kinderen. De kinderen keken mij lachend aan en ik lachte mee. Er is telkens een andere voorzanger onder de kinderen; eerst (en vooral) meisjes, toen ook een jongen.

Na de kinderen kwamen de moeders, ook met een lied. En weer werd ik algauw bij ze geroepen. Wat wordt er van me verwacht? “Dat zie je vanzelf wel.” De vrouwen zongen en sprongen, dus toen sprong ik maar met ze mee. Een van de vrouwen pakte wat uit de bundel op haar rug, vouwde een blauw-geel kleed open en knoopte mij dat om, waarna we met elkaar verder sprongen, de vrouwen breeduit lachend en ik ook. Ook mijn collega’s werden er bijgeroepen, met hetzelfde ritueel, zo hoog mogelijk springend. Wat een welkom.

Vervolgens kwamen de schoolkinderen in een rij met een geit aangelopen, ook al met een kleed om. Margot werd weer genoemd en mijn hand op de geit gelegd. “This is for you.” Een geit! Dat is een groot cadeau van de gemeenschap. Als organisatie is dat soms moeilijk, want we weten hoeveel een geit waard is voor deze mensen. Tegelijk is het voor hen belangrijk om iets terug te doen en zou weigeren onbeleefd zijn. Mijn collega (uit Mauritius) kreeg een kip, die ze met een benauwd gezicht over de rug streek. Even later waren alle ogen van lachende gezichten op haar gericht, toen ze een puppy oppakte en aaide. Huisdieren, daar doen we niet aan…

De groep vrouwen die een lening hebben ontvangen, overhandigden twee ‘gourdes’ aan onze collega’s van CWS en Yang’at, de twee vrouwen die deze school mede mogelijk gemaakt heb. De ‘gourdes’ zijn gemaakt van koeienhuid en dienen om melk te bewaren (dat zat er ook in). Daarna volgden toespraken en een stukje geschiedenis. Voorheen kregen de kinderen les onder de bomen, maar nu in klaslokalen. Nadat de eerste klaslokalen door CWS waren gebouwd, motiveerde dat de overheid om ook twee klaslokalen bij te dragen. Wat een verschil met Haïti; toen de overheid daar de school zag die we hadden gebouwd, vroegen ze of we ook voor de overheidsschool zo’n gebouw kunnen neerzetten.

De directeur van onderwijs in de regio riep op tot liefde voor de school en de docenten, een voorbeeld van het vee gebruikend: als je een koe wilt melken, dan schop je de koe niet, maar je houdt van de koe. Behalve het schoolgebouw heeft CWS ook hier bijgedragen aan een omheining en een watertank plus schoollatrines. 10 moeders ontvingen microkrediet, dat blijvend doorgaat.

Ook in deze gemeenschap worden de jongens soms van school gehouden om voor het vee te zorgen en worden de meisjes in de zesde klas uitgehuwelijkt. Een van de leerlingen zei dat er voorheen veel stof was, maar nu kunnen ze zich beter concentreren op het leren, in een geschiktere leeromgeving, met minder stress. Boeken vlogen weg, bladeren uit de bomen vielen in de thee. Ook de docenten zaten buiten in de hitte, maar nu hebben ze een kantoor. Ook hier kregen we weer de groeten en liefde mee voor onze familie en collega’s. “Meisjes zijn een bedreigde soort hier,” zeiden ze. Een extra veelbelovend en belangrijk voorbeeld dus dat de hoofddocent een vrouw is. Toen ik haar de hand schudde en zei dat ik het mooi vond te zien dat een vrouw hoofddocent is, zei ze echter: “Het is een strijd, als vrouw wordt je niet erkend.”

De kippen en de geit werden achterin de pickup vastgebonden en het meisje dat we de dag ervoor in Nasokol school hadden gezocht, reed met ons terug naar Kapenguria. Ze had geen transport om terug te gaan naar haar school.

Het valt niet altijd mee om de juiste woorden te vinden in zulke situaties, als je het woord krijgt ten overstaan van een groep mensen. Moeilijk weer te geven in geschreven woord.

Kleine kinderen bonden nog kleinere kinderen op hun rug en we zeiden de mensen gedag. We reden in de richting waar we vandaan waren gekomen en brachten een laatste bezoek van de dag aan Chitkagh, waar de vrouwen al lang op ons hadden zitten wachten. Ze verwelkomeden ons weer zingend en springend, maar helaas was het al laat en werd het een (te) kort bezoek. We reden gelijk naar de zanddam en door de bedding liepen we naar een voorbeeld van een van de watergaten. Ik was er al voor gewaarschuwd dat de mensen in dit gebied onder ‘s werelds beste hardlopers vallen. De vrouwen keken ons omstebeurt lachend aan en gebaarden dat ze hardlopend naar het watergat wilden. Dus hardlopen met een van de vrouwen. Ze scheen mijn hardlopen wel goed te keuren, want ze wou weer. Dat zijn kleine dingen, maar ze hebben grote effecten en brengen gelijk een lach op iemands gezicht, al spreken we elkaars taal niet; meedoen, hetzij met springen of hardlopen of een paar woorden Swahili leren. En ik lach mee, hardlopend in een zandbedding met het snelst lopende volk ter wereld.

Ze wilden ons demonstreren hoe ze water uit het gat halen. Eerst werd de bovenste laag zand uit het gat geschraapt. Ze gebaarden naar me om mee te helpen, dus ik lag op mijn knieën naast het gat. Vervolgens werd het staande water uit het gat geschept, dan wachten ze even en verschijnt er schoon water. Dat water werd in een kom geschonken en rondgegeven om de dorst te lessen. Een hele mooie manier om toegang tot water te verbeteren. Deze techniek ken ik niet in Haïti.

We liepen terug naar de dam en dezelfde vrouw gebaarde wederom naar mij dat ze met me wilde hardlopen. Dus ik rende met haar mee. Ze nam nu nog een andere Pokot vrouw mee en gedrieën renden we lachend naar de dam toe, waar we dus voor de rest aankwamen bij de vrouwen en kinderen die daar op ons zaten te wachten. Mijn twee mede-renners vertelden druk aan de vrouwen, die allemaal lachten, maar ik had natuurlijk geen idee wat ze precies zeiden, hoewel het ongetwijfeld over ons rennen ging. Iemand vertaalde voor me toen ze me in Pokot vroegen hoe het met me ging. Aangezien ik net het Swahili woord voor ‘goed’ had geleerd, antwoordde ik dat. Ze lachten, maar het antwoord was niet goed genoeg; ik moest in Pokot antwoorden… Dus ik vroeg hoe je ‘goed’ zegt in Pokot en herhaalde het, waarop weer een schaterende lach volgde. Ook deze vrouwen zijn actief en creëren activiteiten. Gezamenlijk hebben ze 15 geiten gekocht.

Helaas was het al laat en begon het te regenen en moesten we weg. De vrouw die met me had hardgelopen, zei tegen me: “Kom morgen terug.” Toen ik bij de auto stond, kreeg ik een kip in m’n handen gedrukt: “Dit is jouw kip.” Ook de collega’s kregen een kip. Wat een dag. Een geit, een kip, dansen, springen, een kleed, lachen, emoties, hardlopen, zanddam.

We reden terug naar Makutano, onderweg stoppend voor thee met mandazi. We waren vlakbij de grens met Oeganda. In het donker kwamen we terug bij het hotel. Het avondeten bestond weer uit ugali (wat je met je handen schijnt te horen te eten) en kip en kool. Een andere overeenkomst met Haïti: veel ziektes worden toegeschreven aan mystiek.

Vrijdagochtend reden we opnieuw naar het kantoor van Yang’at voor een terugblik op de dagen samen. Er bestaat een goede relatie tussen CWS en Yang’at, dat is mooi om te zien. We gingen kijken hoe het met de geit en de kippen was. De geit was al gevild en enkel het karkas hing aan het plafond. Z’n ingewanden lagen in een pan op het vuur. De kippen gingen onder het mes; van drie werd de keel doorgesneden. Ik keek toe hoe ze in een pan heet water werden gehouden, geplukt en boven het vuur gehouden om de huid schoon te maken. De directrice van Yang’at nam me mee naar een naastgelegen honingfabriek, waar de honing van de bijen uit West Pokot naartoe gebracht wordt om de wax van de honing te scheiden en kaarsen en honing te maken. We kochten honing en kregen een kralenketting op het hoofd gebonden, in de kleuren van de Keniaanse vlag.

Al met al vertrokken we pas om elf uur uit Kapenguria. We hadden iets van 450 kilometer te gaan, over asfaltwegen. We hebben het heel gezellig gehad onderweg, er is heel wat afgelachen deze week. We reden naar Eldoret, langs maïsvelden, met motoren, marktkraampjes, veel verkeer, heuvels. Tijdens de lunch in Eldoret kreeg ik een les in Swahili grammatica van mijn collega. Toen verder naar Nairobi. Onderweg weer heel wat geleerd, over landrechten, spoorwegen, belasting, verkeer en vele andere onderwerpen. De aanleg van de spoorweg was een belangrijk stuk in de geschiedenis, van Mombasa (aan de kust) naar Oeganda, maar wegens corruptie in de overheid is het geld opgeraakt. Nu wil de overheid het spoorwegsysteem weer in leven roepen.

We concludeerden dat we een prettige week hadden gehad met elkaar. We kwamen door de stad Nakuru en langs een aantal meren, waaronder Navaisha. Mijn collega wees uit het raam op zebra’s en antilopes aan de kant van de weg. Dit gebied is onderdeel van de uitgestrekte Rift Valley, met mooi uitzicht op de vallei en bergen, maar het begon al donker te worden en het regende gedurig, bij een donkergrijze lucht. In de loop van de avond werd ik weer afgezet bij Amani Gardens Inn te Nairobi, met een uitnodiging om zondag met mijn collega naar de kerk te gaan.

Twee jaar geleden nam ik afscheid van een echtpaar dat werkzaam was bij MCC en hun dochter. Zij komt uit Amerika, hij uit Kenia. Bij dat afscheid zei hij: “Laat het ons weten als je in Kenia bent, dan ben je van harte welkom.” Mijn antwoord was dat ik niet verwachtte spoedig in Kenia te zijn, vooral vanuit Haïti. Zijn voorgevoel was dat we mekaar in Kenia zouden ontmoeten. Dat gevoel kwam uit. Zaterdag kwamen ze naar Amani Gardens Inn. Weerzien in Kenia, hoe is het mogelijk. Hun dochter is uitgegroeid tot een kleuter en inmiddels is er ook een zoon bij. Een andere voormalig MCCer voegde zich eveneens bij ons en met z’n zessen reden we naar Karura bos, het grootste stadsbos ter wereld, schijnbaar. Groot genoeg om te verdwalen in ieder geval…

We wilden naar een grot en waterval lopen, maar we hadden geen kaart en de bewegwijzering was onduidelijk, dus we dwaalden rond zonder bij de grot en waterval te komen. We hebben wel kilometers gelopen door het bos. Mooi dat er een bos is nabij de stad. We zagen ‘dikdik’, een kruising tussen een konijn en een hert, zo lijkt het. Gedurig sprongen er apen van tak tot tak in de bomen boven en naast ons. Een mooi bos. We sloten de wandeling af met een gezamenlijke maaltijd. Mooi om bij te praten. Ze gingen mee de tuin in bij Amani Gardens, een rustig en mooi guesthouse met mooie ruimte om een middag door te brengen en een speeltuin en sportveld.

Zondagochtend werd ik opgehaald door mijn collega, die vergezeld werd door zijn vrouw en hun drie kinderen. Hun kerk is buiten Nairobi, in Kiambu, de Living for Jesus kerk. Een klein gebouwtje van golfplaten, strak gebouwd, met goud/groene kleden aan de achterwand, tamboerijnen aan de muur die niet meer gebruikt worden en een keyboard zonder muzikant vandaag. De predikant nodigde me in z’n kantoor, vertelde over hemzelf en de kerk en vroeg me een en ander. God heeft een plan, zei hij, God werkt aan iets. Alles gebeurt voor een reden. Nederland was hem welbekend; in Kenia kent men Nederland vanwege het internationaal gerechtshof in Den Haag en de lopende rechtszaak naar aanleiding van geweld omtrent verkiezingen in 2007-2008.

De vrouw van mijn collega leidde de zang. Na elk lied werd er gebeden. Dat was in Swahili, dus ik verstond het niet. Een kleine kerk, met in totaal zo’n 20 personen, van wie de helft kinderen. Normaalgesproken houden ze de diensten in Swahili en Kikuyu, maar nu in Swahili en Engels, speciaal vanwege mijn aanwezigheid. De collecte bestaat uit twee delen; de collecte en speciale giften in een envelop. De mensen met een speciale gift komen naar voren en de predikant bidt voor een ieder van hen, met zijn handen op een ieders hoofd. De preek ging over ‘een nieuw leven leven’, Efeziërs 4:17-32. De dienst werd afgesloten met gezamenlijk gebed, waarbij alle aanwezigen hand in hand in een kring gingen staan.

Terug naar Nairobi kwamen we langs het VN kantoor. De VN coördineert vanuit Kenia hun vredesmissies in Somalië en elders. Daarna lunch met een andere collega, de interim regio coördinator van Afrika, waarbij we wederom constateerden dat we tegen veel dezelfde uitdagingen aanlopen in ons werk met partnerorganisaties.

Die avond begon het tweede deel van mijn verblijf in Kenia, met de aankomst van negen Amerikanen verbonden aan de organisatie Foods Resource Bank. Daarover echter de volgende keer meer.

  • 11 Augustus 2016 - 11:27

    Nicolien:

    Hey! Zo weer een hoop meegemaakt en gedaan! Bijzonder hoor! En wat leuk om dan je collega inderdaad weer in Kenia te zien!

  • 11 Augustus 2016 - 20:58

    Trudy:

    Wauwie!!!!!!!!!!!!!! Wat een indrukken heb je weer om te verwerken! En wat een mooi land, hè?

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Margot

Micha 6:8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.

Actief sinds 20 Maart 2008
Verslag gelezen: 518
Totaal aantal bezoekers 589838

Voorgaande reizen:

12 April 2008 - 30 November -0001

Mijn eerste reis

Landen bezocht: