Eén dag
Door: Margot de Greef
Blijf op de hoogte en volg Margot
26 Oktober 2020 | Haïti, Kenscoff
Om half 7 vertrokken we. Een uur later haalden we ontbijt op bij AGEHPMDNG in Vieille Terre, waar ik gelijk nog een keer gebruik maakte van de wc. We reden door Jean Rabel en vervolgden onze weg naar Lacoma, Cabaret en Port-de-Paix. De wegen in het Noordwesten zijn zeer verslechterd. Het is nog steeds de enige provincie zonder ook maar een enkele geasfalteerde weg. De weg naar Lacoma was een en al stenen, waar we langzaam over hobbelden. Onderweg vertelde Anouce me over de dood van een neef van hem. Hij is vlakbij Anouce neergeschoten, terwijl er net een auto langsreed, waarop de schutter de chauffeur beschuldigde van een aanrijding en diens auto in brand heeft gestoken. Forensisch onderzoek wordt niet verricht. De schutter is later door de bevolking om het leven gebracht; ze hebben hem in een stapel autobanden gezet zodat hij niet los kon komen en hem levend verbrand. Degene die opdracht heeft gegeven aan de schutter voor zijn daad loopt nog vrij rond.
Anouce werd tot vier keer toe gebeld door iemand die hem geld te leen of cadeau vroeg. Dat zijn moeilijke situaties, als iemand denkt dat hij geld heeft, wat helemaal niet zo is, en waarop hij dus telkens nee moet verkopen. Dat kan verkeerd opgevat worden. Anouce kent ook honger. Als kind at hij soms vier dagen lang niet, vertelde hij. Dan dronken ze enkel water met zout en suiker erin om hen op de been te houden.
Voor Port-de-Paix is de weg volledig uitgesleten met bandensporen van trucks en auto’s die zich een weg hebben proberen te banen door de modder. De weg bestaat daar uit aarde en dus wordt het bij de geringste regen een modderbaan. We werden een zijpad ingestuurd, wat door motoren is gecreëerd. Een smal pad waar we hoopten geen andere auto tegen te komen, dat door de hellingen boven de doorgaande weg langs leidt. Van bovenaf keken we uit op de doorgaande weg, waar we diverse trucks vast zagen zitten in de modder. We hobbelden de heuvels door totdat we een eind verderop weer op de doorgaande weg terechtkwamen.
Eindelijk kwam Port-de-Paix in zicht. Of beter gezegd: de reiziger wordt verwelkomd door enorme vuilnishopen aan de kant van de weg. Daar wordt het afval gedumpt. Er ligt tegenwoordig in ieder geval een brug bij de entrée van de stad. Eenmaal de brug over reden we de stad in, waar direct grote hopen modder lagen. Anouce stuurde me linksaf, het vliegveld op! Er wordt gewerkt aan de hoofdweg. Dat vliegveld was mijn eerste kennismaking met Haïti in 2007. In een vliegtuig toen wel te verstaan. Aan beide kanten staan huizen, er rijden motoren, auto’s, trucks, er lopen voetgangers, men komt met kruiwagens voorbij, enz. Port-de-Paix is een vuile stad, vol afval, modder en water, met zeer slechte afvoer waardoor alles zich ophoopt in de doorgaande wegen. Ook de gebouwen staan er vervallen bij. Alleen de katholieke kerk is een mooi gebouw. Dit is de hoofdstad van het Noordwesten, gelegen aan zee.
We verlieten de stad richting Saint Louis du Nord. In tegenstelling tot Port-de-Paix is dat een stuk schonere plaats, met gekleurde gebouwen aan beide kanten van de weg. Sommige huizen van Port-de-Paix naar Saint Louis du Nord staan akelig dicht aan zee gebouwd, om niet te zeggen in zee. In Saint Louis du Nord begon het oversteken van water. Een eerste, brede rivier, waar een motortaxi chauffeur met passagier voor ons uitreed zodat we hem konden volgen en konden zien waar het water niet al te diep was. Hij verloor zijn slipper, die op het water bleef drijven. De rivier is ook gelijk een wasstraat, waar auto’s en motoren gewassen worden. Voetgangers en alle verkeer steken de rivier over. Het viel ons op dat veel motorrijders ‘rasta’ zijn, oftewel dreadlocks of gelijksoortige haarstijl hebben. Er volgde een smallere waterstroom, waar ooit een motorbrug was maar nu niet meer. Vervolgens verbaasden we ons over de weg, die pal aan het strand loopt, om niet te zeggen op het strand, terwijl de golven bijna over de weg heen slaan. Boten liggen gewoon langs de weg aan de kant van de zee. Duidelijk zicht op het eiland La Tortue. Nog een rivier, die we niet via de ‘normale weg’ over konden steken maar via een pad door de rimboe. Her en der moesten we betalen, hetzij voor ‘wegwerkzaamheden’ of voor iemand die voor ons uit liep of reed om ons te wijzen waar het water begaanbaar was. Vervolgens een rivier die de toepasselijke naam ‘zoute rivier’ draagt en direct overgaat in zee. Daar stond een vrachtwagen vast in de oversteekplaats in het water. We konden er gelukkig nog langs. In totaal staken we zo’n vijf rivieren over zonder brug.
Om kwart voor één waren we eindelijk bij Asosyasyon Fanm nan Denis, Anse-à-Foleur. We hadden een afspraak om 11 uur, want we dachten dat we de route in vier uur af konden leggen. Dat bleek dus zes uur te zijn. We hadden nog wel gehoopt in Port-de-Paix bij het Ministerie van Onderwijs langs te kunnen gaan, maar dat zat er duidelijk niet in.
Iedereen zat ons netjes op te wachten. Ze hadden ondanks het lange wachten nog de energie om ons een welkomstlied toe te zingen, waarin ze weergaven dat ze erop vertrouwden dat ons eerste bezoek geen laatste bezoek zou zijn. Deze organisatie had ons begin dit jaar een brief gestuurd en we kwamen kennis met ze maken. Het is een organisatie die in 2007 is op gericht voor en door vrouwen. In dat jaar was er een zwangere vrouw die medische hulp nodig had. Buren hebben haar op een eigengemaakte brancard naar een kliniek gedragen en geld ingezameld onder elkaar om voor haar medische zorg te betalen. Toen besloten ze een groep op te richten om vaker een gebaar voor elkaar te kunnen doen. Bovendien wilden ze de positie van vrouwen veranderen, die van hun mannen niet mochten deelnemen aan vergaderingen of sociale activiteiten. Bij thuiskomst van de vergadering voor de oprichting van de organisatie, werd een van de vrouwen door haar man mishandeld. Sindsdien hebben ze een vermindering gezien in verbaal en lichamelijk geweld van mannen gericht op vrouwen. Ook meisjes maken vooruitgang. Zij werden vaak thuisgehouden terwijl de jongens naar school gingen. Dat verandert. Tegelijk zijn de vrouwen zich ervan bewust dat ook mannen slachtoffer van geweld kunnen zijn.
Inmiddels heeft de organisatie 700 leden; 500 vrouwen en 200 mannen. De mannen die aanwezig waren, gaven aan dat het een gezamenlijke strijd is van mannen en vrouwen. Ze hebben sinds hun oprichting al heel wat gerealiseerd. Op gemeentelijk niveau lobbyen ze voor betere toegang tot water en gezondheidszorg. Dat heeft ertoe geleid dat ze nu wekelijks hun kantoor openstellen voor een verpleegkundige die basiszorg biedt, zodat omwonenden niet naar Anse-à-Foleur hoeven. Ze werken in milieubescherming, mensenrechten (vooral vrouwenrechten), landbouw, ze hebben silo’s om zaden op te slaan, doen aan fokken van dieren, hebben microkrediet-groepen opgezet en organiseren training voor hun leden. Ook werken ze aan herbebossing en distribueren boompjes. In de toekomst hopen ze ‘breadfruit’ te kunnen transformeren omdat dat veel groeit maar weinig verkocht wordt. Voorheen werd er veel cacao verbouwd en ook dat hopen ze weer op te pakken. Dieren fokkerij is een tweede punt dat ze hopen uit te breiden. Verder blijft water een probleem, omdat de bron gebruikt wordt voor alles; drinkwater, dieren water geven, de was doen, eten koken.
De sfeer was goed en de aanwezigen namen enthousiast deel aan het gesprek. Ze sloten af met nog een lied en een ieder kreeg een zout koekje en een blikje drinken. Anouce maakte van de gelegenheid gebruik om vragen te stellen over Sainte Anne. Daar staat Anse-à-Foleur om bekend. Het is een bedevaartsoord waar mensen van heinde en verre naartoe reizen om een gunst te komen vragen bij het beeld van de heilige Anne.
Tijdens het gesprek was ons verteld dat de meerderheid van de mensen in de omgeving geen latrine heeft. Ze doen hun behoefte aan zee of bij een rivier. Ik had toch echt een latrine nodig. Een van de dames ging met me aan de wandel, naar een paar huizen verderop. Ik vroeg of hun kantoor geen latrine heeft. Nee. Dus ze vroeg vriendelijk aan een van de buren of ik daar gebruik mocht maken van de wc. Dat mocht gelukkig en opgelucht vingen we de terugreis aan.
Het was inmimddels drie uur. Aangezien we er op de heenweg zes uur over hadden gedaan (een afstand van 94 kilometer), dachten we rond negen uur terug te kunnen zijn. Het begon zachtjes te regenen tijdens ons gesprek, waarbij ik direct dacht aan alle rivieren zonder bruggen. Gelukkig staken we alle rivieren zonder problemen over. Inmiddels wisten we hoe er doorheen te rijden, en bovendien wezen behulpzame omstanders ons de juiste richting in het water, inclusief een meisje van nog geen 10 jaar. Het uitzicht op zee is heel mooi op die route. Het is een prachtig land, maar helaas niet toegerust voor toeristen.
Toen we de vijf rivieren over waren, dacht ik dat we het ergste hadden gehad. We reden terug door Port-de-Paix, met alle modder en water. Vlakbij Port-de-Paix, Morne Caillot, hebben we Genel thuis bezocht, directeur van GRADAID. Hij zit al een paar maanden in de ziektewet. Het was een kort, staand bezoek, aangezien het al half zes was. Desondanks was het goed om hem even te zien en spreken. We maakten kennis met zijn vrouw, kregen drinken mee en een bakje vlees. De plantanen stonden nog op het vuur. Zij verwachtten niet dat we La Saline door zouden kunnen komen omdat het inmiddels echt regende en zeiden dat we de plantanen op konden eten als we terugkwamen die avond om daar te slapen...
We reden richting La Saline en zagen auto’s omkeren. Een taptap chauffeur die eveneens omdraaide, met al zijn passagiers en waren, zei dat de doorgaande weg onbegaanbaar was. Hij kon niet zwaarbeladen het smalle pad door de heuvels over, maar dacht dat wij dat wel zouden moeten kunnen. Wij wilden graag thuis slapen. Er stonden twee auto’s voor ons die het zijpad in wouden. De eerste, een Nissan Patrol, zat gelijk al vast in de modder en liet ons voorgaan. De tweede, een Toyota LandCruiser, nam een flinke aanloop en reed de steile helling op. Ik wachtte tot hij boven was en volgde, met de vierwielaandrijving aan. Wij reden een Toyota Hilux, een pickup. De helling was spekglad door de modder en ik moest enorm sturen om boven te komen. Gelukt. Opluchting. We vervolgden het gladde pad, voorzichtig en geconcentreerd. Hoe snel kan het compleet veranderen! Inmiddels stonden er op de doorgaande weg nog meer vrachtauto’s vast in de modder. We kwamen bij een laatste, korte helling, waar ik vanaf een modder/waterstroom op moest rijden. Rechts van ons stond een betonblokken muur, links een diep gat. Ook stond er een groep jongens te kijken. Ik was bang dat ik of de muur zou raken, of in het gat zou belanden, of dat de achterkant van de auto tegen een van de jongens aan zou zwiepen met al z’n geslip. Tot vier keer toe reed ik zonder succes de helling op. Zo vlakbij de doorgaande weg! Anouce is een vaardig motorrijder maar rijdt geen auto, dus ik moest presteren. Dat was een akelige plaats. Uiteindelijk schepten de omstanders de natte modder aan de kant, zodat er wat droge grond bovenkwam. Een vijfde poging om de helling op te klimmen lukte daarop. Gelukkig!
Tussen de struiken door kwamen we op de doorgaande weg uit, met een lekke band. We parkeerden aan de kant van de weg, in de modder. Moeilijk om op zo’n ondergrond een krik onder de auto te plaatsen. Ik reed voorzichtig een klein eindje verder naar iets drogere grond. We zochten een platte steen en plaatsten de krik erop. We hadden net de avond ervoor met veel moeite de reserveband weer onder de auto geplaatst en nu moest hij er weer onderuit (het reservewiel bevindt zich onder de achterkant). Het was inmiddels donker. Desondanks kwam er ons toch nog iemand te hulp. Met vereende krachten is het zowaar gelukt de band te verwisselen, waarbij de schep goed van pas kwam. De volgende dag toen we de band lieten repareren, kwamen er twee schroeven en een spijker uit te voorschijn...
Uiteindelijk konden we verder. Het pad was veranderd in een grote modderbaan. Vervolgens maakte de modder plaats voor water. Van links kwam het water uit de bergen stromen, over de weg rechts de zee in. Motortaxi’s lieten hun passagiers afstappen om te voet verder te gaan, schoenen in de hand, op blote voeten lopend.
Op een gegeven moment reden we weer door water op de weg dat van links naar rechts stroomde. Tot mijn schrik verdwenen beide koplampen onder water. Oftewel: het water was heel diep. Ik moet er niet aan denken wat er zou gebeuren als hij af zou slaan in het water of vast komen te zitten. Gelukkig reed hij door. Anders zou het water ons mee hebben kunnen slepen de zee in. Dat waren akelige momenten. We hebben de Hilux heel wat complimenten gegeven. De LandCruiser heeft een slurf die de auto geschikter maakt om door dieper water te rijden, maar dat heeft de Hilux niet. Als in het donker dan beide koplampen onder water verdwijnen, is dat geen prettige gewaarwording. Het diepste water kwamen we dus niet in de rivier tegen maar midden op de doorgaande weg. En dat is de weg naar de hoofdstad van het Noordwesten. Het is in-triest. Als iemand een medisch noodgeval heeft, is er geen enkele manier om in de stad te komen onder zulke omstandigheden. In alle vier gemeentes van ‘Laag Noordwesten’ is geen enkele ambulance. Er is ook geen enkele tandarts.
We reden verder, glijdend en dansend door water en modder. Vanaf Cabaret begon het hard te regenen. Inmiddels kwam ik op een punt dat ik alles maar over me heen liet komen. Elke keer als ik dacht dat we het ergste hadden gehad, deed zich weer iets nieuws voor. Voetgangers die door de modder ploeterden vroegen een lift, maar die mogen wij als organisatie niet geven. Ergens lukte het iemand om ongezien en ongehoord in de laadbak te klimmen. Ik zag hem in de spiegel en stopte, waarop meer mensen wouden instappen. Het was niet makkelijk om nee te zeggen onder zulke omstandigheden. Tegelijk moeten we er niet aan denken dat er iets zou gebeuren op de gladde wegen als de laadbak vol lifters zou zitten.
Uiteindelijk kwam Jean Rabel in beeld, met lichtjes aangelegd door een privébedrijf voor elektriciteit. Na Jean Rabel volgden er nog twee rivieren zonder brug. De eerste is smal, maar het water stroomde snel. We staken zonder problemen over. De tweede was woester. Door het water is onmogelijk te zien waar zich kuilen en gaten bevinden. We doken weer met een koplamp onder water. Toen waren we eindelijk al het water overgestoken en bleven enkel modder en gladde stenen over.
Om twaalf uur ’s nachts waren we eindelijk terug in Dos d’Ane. Van half 7 ’s ochtends tot twaalf uur ’s nachts op pad. 94 kilometer in 9 uur tijd. Iets teveel avontuur voor één dag. Zoiets heb ik nog niet eerder meegemaakt. Gisterochtend in de kerk werd Psalm 34:8 gelezen, waar staat geschreven: “De engel van de Heere legert zich rondom hen die Hem vrezen, en redt hen.” Die bescherming hebben we afgelopen donderdag wel heel duidelijk mogen ervaren!
-
27 Oktober 2020 - 09:38
Nicolien:
Pdf...wat een heftige dag! En wat zijn jullie een kanjers! -
27 Oktober 2020 - 16:31
Alice:
Wat een reis!. Onvoorstelbaar voor ons, een rit van 94 kilometer over zulke "wegen"'. Wat zul je blij en dankbaar zijn geweest toen je weer veilig terug was.
Reageer op dit reisverslag
Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley