Vervolg rondreis Cuba - Reisverslag uit Pétionville, Haïti van Margot Greef - WaarBenJij.nu Vervolg rondreis Cuba - Reisverslag uit Pétionville, Haïti van Margot Greef - WaarBenJij.nu

Vervolg rondreis Cuba

Door: Margot de Greef

Blijf op de hoogte en volg Margot

09 Januari 2016 | Haïti, Pétionville

De vorige keer schreef ik vanuit Trinidad, Cuba. In alle vroegte vertrok ik uit Sancti Spíritus om de bus naar Trinidad te nemen. Om half zes 's ochtends waren de fietstaxi's nog dun gezaaid, maar twee heren die al samen op een bankje zaten te keuvelen, waren zo vriendelijk me te helpen iemand te zoeken (en vinden). Onderweg van Sancti Spíritus naar Trinidad verschenen er wat heuvels in het landschap. De bus zat helemaal vol en velen stapten uit in Trinidad, een zeer toeristische plaats. Bovendien is december/januari hoogseizoen. Ik verliet het busstation aan de voorkant en nam een fietstaxi naar het volgende slaapadres, zoals me gezegd was. Eenmaal daar gekomen bleek er sprake te zijn van een misverstand: iemand wachtte me op het station op, maar had me dus gemist. Ik bleek mee te gaan naar zijn huis, aangezien het andere adres al vol was. In z'n oude Chrysler reden we dus een stukje verder naar zijn huis, waar nog meer gasten waren en een mooi dakterras. Ook hier moesten de paspoortgegevens nauwkeurig in een boek genoteerd worden en toen kon ik op verkenning.

Eerst maar terug naar het busstation, om de volgende tickets alvast te reserveren, gezien de hoeveelheid passagiers. Ik dwaalde Trinidad door onderweg naar het station en kon gelijk wel begrijpen waarom mensen met bussen vol naar Trinidad komen, door de UNESCO als werelderfgoed verklaard. Het oude stadscentrum met gebouwen uit de 18e eeuw, klinkerstraatjes, kleurige, koloniale gebouwen, houten deuren met een kleine opening erin waar mensen door over straat kijken, honden en katten die in ijzeren erkers zitten die tot op de stoep rijken.

Bij het busstation kon ik aansluiten in een lange rij, waar ik maar liefst twee uur en twintig minuten gewacht heb. Gelukkig wel met goed resultaat en drie nieuwe bustickets op zak. Wat een verschil met de andere plaatsen die ik had bezocht. Eindelijk kon ik dan echt Trinidad gaan verkennen. Op de kleine, ijzeren straatnaambordjes staan vaak twee namen: een oude en een nieuwe. Ik liep Martí door naar Parque Céspedes, waaraan het gemeentehuis staat en een groot hotel: Iberostar Grand Hotel. Vandaar stak ik over naar Antonio Maceo, om te gaan eten bij Trinidad Colonial. Na kip, schaap en varken ging ik nu voor visfilet, de specialiteit van dit restaurant, met kaas erop en gebakken groente en yuca.

Het voornaamste plein van Trinidad is Plaza Mayor, waaraan de Iglesia Parroquial de la Santísima Trinidad staat, een kerk gebouwd in 1892, evenals het museum van architectuur, museum van archeologie Guamuhaya, romantisch museum en een kunstgalerij. Iets verderop staat het historisch gemeentelijk museum. Vandaar gaat het straatje Bolivar naar Ermita de Nuestra Señora de la Candelería de la Popa, de oudste kerk van Trinidad, uit 1740, maar redelijk uit elkaar gevallen. De voorgevel staat nog, terwijl delen van de zijmuren gestut worden. Het pad loopt vandaar verder een heuvel op naar Cerro de la Vigía, waar een radiostation gevestigd is en vanwaar men een mooi, wijds uitzicht heeft op de stad, de zee die maar een kilometer of vijf verderop ligt en de bergen. Een stukje natuur.

De heuvel weer afdalen, andere straten door; Juan Manuel Márquez, Jesús Menéndez, door Echerri, terug naar Plaza Mayor en langs Plaza Real del Jigue, waar bij een kleine 'cafetería' lekkere piña colada wordt verkocht, mijn favoriete drankje (zonder alcohol...), niet verkrijgbaar in Haïti maar wel in de Dominicaanse Republiek, bereid met ananas en kokosnoot. De laagstaande zon bescheen de kleurige gebouwen in een mooi licht. Ook Trinidad heeft een sigarenfabriek, op Camilo Cienfuegos, veel oude auto's en fietstaxi's. In de straatjes met kinderkoppen (waar weinig verkeer komt) staan volop kraampjes met handwerk, vooral textielwerk. De auto's worden heel goed onderhouden en zien er over het algemeen keurig netjes uit. Na regen worden ze gelijk gedroogd.

Er wordt vrij veel gebruik gemaakt van telefooncellen (alleen dan zonder de cel). Mensen zijn veel lichter van huidskleur dan in Haïti, sommigen helemaal blank, de meesten er wat tussenin, maar weinigen echt zwart. Er is geen cola te koop of andere internationale producten (hoewel ik wel Heineken en Bavaria heb gezien); ook het drinken wordt hier zoveel mogelijk lokaal geproduceerd.

Via de Iglesia de Santa Ana (of wat er van over is) uit 1812 liep ik terug naar het huis om vanaf het dakterras naar de zonsondergang te kijken. De volgende ochtend kreeg ik samen met twee Fransen ontbijt geserveerd (mangosap, fruit, brood met ei), dus ik voelde me weer zo'n automatisch antwoordapparaat van 'toets 1 voor Creools, 2 voor Spaans, 3 voor Frans' en schakelde over op Frans. Interessante overeenkomst: een vader en zoon, de zoon werkt in Bolivia en ze ontmoetten elkaar 'halverwege' in Cuba.

Die dag had ik een excursie op het programma staan naar de bergen van Escambray. Aangezien dat lastig is met openbaar vervoer of in je eentje in een taxi, ging ik mee met Cubatur, een reisorganisatie die dagtochten organiseert. Cuba is zeer goed ingesteld op toeristen en voorzien van alle benodigde infrastructuur, waardoor het geen enkel probleem is om zelfstandig rond te reizen. Met een Russische, open truck reden we naar Topes de Collantes, gemengd gezelschap uit Peru, Spanje, Duitsland, Zwitserland, Canada, Frankrijk, Italië, enz.

Vanuit de stad ging het richting Topes de Collantes, de bergen in. Eerste stop was een uitzichtpunt, 148 traptreden op en uitzicht op Trinidad, zee en bergen. De volgende stop was bij een Kurhotel op 850 meter hoogte. Dat oord werd eerst gebruikt voor tuberculose patiënten, toen als school en dient nu voor militaire revalidatie. Vervolgens bezochten we een plantage/museum/restaurant van koffie, waar koffie bomen geplant worden en apparaten staan waarmee vroeger koffie gemalen werd en geproduceerd. Koffie is oorspronkelijk vanuit Ethiopië naar Cuba gebracht en sindsdien een exportproduct geworden, voornamelijk naar Japan.

De weg ging gedurig aardig steil omhoog en omlaag en bracht ons uiteindelijk naar het nationale park Guanayara, wat vroeger een Taíno naam had die betekende 'veel water'. We volgden een 3 kilometer lang wandelpad. De gids wees ons op koffieplanten, de nationale palm, een boom met driehoekige punten eraan die wordt gebruikt voor vitamines en 'schoonmoeder' wordt genoemd vanwege de punten. Een andere boom wordt ook schoonmoeder genoemd omdat hij twee kanten heeft. Blijkbaar hebben Cubanen nogal dubbele gevoelens over schoonmoeders... Rondom ons verscheen rode bloesem, oranje (giftige) bloemen, bamboe, enz. We hoorden de roep van de tocororo (nationale vogel), terwijl de gids vertelde over de vele soorten vogels, vlinders en planten in het land. Hij wees ons op een plantensoort die in bomen groeit zonder er voedingsstoffen aan te onttrekken. Vervolgens liepen we een grot in, waarin de Taíno zich vroeger verscholen tegen de Spanjaarden. Vlak daarbij is een mooie waterval: El Rocio, waar vier waterstromen naar beneden vallen. Een grote vogel zat rustig op een rots aan het water. Het was wel erg druk en toeristisch, duidelijk anders dan in het oostelijke deel van het land. De naam 'veel water' voor het gebied was begrijpelijk en we bleven gedurig langs water lopen. Bij een natuurlijke bron van 1-4 meter diep konden de liefhebbers zwemmen.

Na het zwemmen was het nog een kilometer of twee lopen tot een restaurant, het eindpunt, waar we (hard) brood, salade, rijst en kip nuttigden. Toen ving de terugtocht aan naar Trinidad. Aangezien de gids tegenover me zat, converseerden we onderweg wat. Ik vroeg of men hier ook houtskool gebruikt voor koken. Op het platteland wel, zei hij. Er zijn beschermde boomsoorten die men niet mag kappen, om ontbossing tegen te gaan, maar andere bomen die heel goed zijn voor houtskool mogen wel gekapt worden, omdat vogels de vruchten eten, ze elders neergooien en zo groeit er veel van die boomsoort. Verder vertelde hij dat kinderen met 5 jaar naar school gaan, niet naar de kleuterschool maar direct naar de basisschool. Met 12 jaar gaan ze naar de middelbare school, die slechts 3 jaar duurt. Daarna kunnen ze gaan werken, of door naar pre-universiteit voor 3 jaar (wat zo genoemd wordt maar niet persé betekent dat men vervolgens naar de universiteit gaat) en dan kunnen ze naar de universiteit. Havana, Santa Clara en Santiago hebben universiteiten met alle faculteiten, terwijl andere steden sommige faculteiten hebben. Medicijnen is overal te studeren. Er is echter een limiet aan het aantal studenten per studie en de beste studenten hebben eerste keus. Basisscholen zijn overal te vinden, maar pre-universiteit alleen in de steden. Volgens de gids willen veel jongeren niet meer verder studeren, maar gelijk gaan werken om geld te verdienen.

Terug in het in 1514 opgericht Trinidad was het nog vroeg genoeg om een ommetje te maken. Ik liep naar Las 3 Cruces, drie kruizen die het eindpunt vormen van de jaarlijkse paasprocessie door de stad en weer naar Plaza Mayor. Mooi, de late middagzon op de gekleurde gebouwen.

De volgende ochtend lopend naar het busstation, waar het een hele drukte was. Rond negen uur 's ochtends kwam de bus aan in Cienfuegos, via een mooie kustroute langs de Caribische zee. De buschauffeurs stoppen waar en wanneer ze willen, om iets te kopen, iemand te groeten, in of uit de bus te laten, enz. In Cienfuegos gaf ik mijn koffer in bewaring bij Viazul en toen kon ik de stad verkennen. Eindelijk parallelle, rechte en genummerde wegen, een welkome afwisseling. Avenida 56 bracht me vanaf het busstation bij Parque Jose Martí, wederom een mooi plein met mooie, oude gebouwen eromheen; Catedral de la Purísima Concepción, een kathedraal van 1869 die in reparatie leek te zijn, het Paleis van de Overheid, een imposant, grijs gebouw met een grote toren erop, Arco de Triunfo, Colegio San Lorenzo en Teatro Tomas Terry, gebouwd tussen 1887-1889. Een paar straten verder staan het Nationaal Historisch Marine Museum en het Museum van Locomotieven, waar oude treinstellen buiten stonden. Via Avenida 54 terug naar Parque Jose Martí. Het viel me op dat er watertanks op de stoep stonden. Een van de bewoners legde me uit dat de watervoorziening in de huizen slecht is. De overheid vult de tanks 'als ze het zich herinneren'.

Op de hoek van het park staat Casa de la Cultura Benjamin Duarte (1918), die te bezichtigen valt. Binnen oude vertrekken, schaars gemeubileerd, bewerkte plafonds met kroonluchters en mooie balkons met uitzicht op het park. Het gebouw is wel vervallen. Vervolgens de trap op naar een uitzichtpunt. Mooi, over het park, de gebouwen en ook de baai. Dit is een ander soort stad, aan het water gelegen.

Aangezien ik nog geen slaapplaats had weten te reserveren in Havana, wilde ik een telefoonkaart kopen, dus sloot ik aan in de rij bij communicatiemaatschappij Itecsa. Dat duurde ongeveer een uur en twintig minuten. Zat ik eindelijk binnen, zei de portier dat ik niet in de rij had gehoeven voor een telefoonkaart... Hij laat telkens mensen buiten en binnen, de rij staat buiten, niet binnen, en draait continu de deur weer op slot. Hij legde me nu behulpzaam uit hoe de kaart werkt en waar ik een telefoon kon vinden. Ik kreeg echter geen gehoor.

Ik gaf op en liep verder de Boulevard door naar Calle 37/Prado/Malecón. Die volgde ik helemaal langs de baai, langs Palacio de Valle tot aan Centro Recreativo de la Punta Gorda, het zuidelijkste punt, met zicht op Bahía de Cienfuegos. Heel mooi, het heldere water, de bergen in de verte, de stad, de toppen van de oude (en nieuwe) gebouwen.

Terug in het centrum sloot ik aan in een andere rij, bij een wisselkantoor. Een Italiaan stond achter me. Vervolgens bij een keten genaamd 'Rápido' (wat 'Snel' betekent maar z'n naam geen eer aandeed) weer in de rij. Dezelfde Italiaan stond weer achter me. Toen terug naar het Viazul busstation, waar de Italiaan nu voor me in de rij stond... Deze dag had ik twee busritten op het programma; van Cienfuegos vervolgde ik mijn weg naar Santa Clara, met wederom vele revolutie en socialisme leuzen onderweg.

In Santa Clara werd ik opgewacht door de heer des huizes waar ik zou overnachten. Aangezien ik niet zoveel tijd had in Santa Clara, ben ik 's avonds maar alvast op verkenning gegaan. De Independencia door, een Boulevard. Het centrale park heet hier Parque Vidal. Hoewel het donker was, leek het mooi en was er genoeg leven. De pleinen zijn ruim voorzien van bankjes.

Aan het plein staat het Provinciale Paleis, Theater la Caridad, standbeelden en andere gebouwen. Ik liep naar de Iglesia de Nuestra Señora del Buen Viaje, een toepasselijke naam (Kerk van Onze Vrouwe van de Goede Reis). Ernaast stond een mooie kerststal. Toen verder naar het monument voor het nemen van de gepantserde trein, waar Che Guevara de beslissende slag in de overwinning op Batista heeft geleverd door een trein te laten ontsporen op 29 december 1958. De bulldozer waar dat mee gebeurd is staat er nog.

Donderdag 31 december 2015: ontbijt op het terras, brood met ei, vruchtensap en fruit: ananas, guava, papaja. Vroeg op pad, om nu bij licht de stad te bekijken. Santa Clara staat vooral bekend als de stad van Che Guevara, waar hij de beslissende slag leverde in de overwinning van de revolutie. Via de Máximo Gómez kwam ik bij Iglesia de Nuestra Señora del Carmen (gebouwd in 1748, toren in 1846), vandaar naar Maceo langs weer een tabaksfabriek en toen via de Independencia nogmaals naar het monument voor het nemen van de gepantserde trein, om die nu bij daglicht te kunnen zien. Het museum was nog dicht, maar het was heel interessant om de wagons goed te kunnen zien, die nog staan zoals ze zijn ontspoord op 29 december 1958.

Verderop aan die weg staat Oficina de la Provincia, met een standbeeld ervoor van Che Guevara met een baby op z'n arm en kleinere bewerkingen in de riem en op de armen. Schuin er tegenover is een moestuin, waar mannen in de rij stonden om verse groente te kopen.

Aan de Marta Abreu staat de Catedral de las Santas Hermanas de Santa Clara de Asís en voor de kathedraal die in 1923 is gebouwd bevond zich een politie patrouille. Verderop in die straat is een serie interessante muurschilderingen, rondom het thema geweld, oorlog en vrede. Ik volgde die straat verder totdat ik bij Monumento Ernesto Che Guevara kwam. Heel indrukwekkend, een enorm standbeeld met daaromheen muurreliëf van verschillende gebeurtenissen, de brief van Che aan Fidel om zijn ontslag in te dienen toen hij Cuba ging verlaten om zich elders voor de revolutie in te zetten, teksten van Fidel. Een intrigerende persoon lijkt Che Guevara, die tijdens een motorrit door Zuid-Amerika doordrongen werd van het onrecht in het continent.

Naast het monument is een heel interessant museum, met verhalen, kaarten, foto's, voorwerpen en afbeeldingen van Ernesto Guevara z'n kindertijd, studietijd, tijd als revolutionair, als commandant, internationaal, brieven, uniforms, z'n beroemde pet met ster erop, fototoestel, verrekijker, medische apparatuur, enz. Ook foto's van zijn tijd in Congo en Bolivia, waar hij is gedood in 1967. Guevara is maar heel jong geworden, terwijl Fidel en Raúl Castro nog steeds in leven zijn en nog steeds aan het bewind in Cuba. 1 januari vierde men 57 jaar revolutie (1959 dus in plaats van 1961). Tegenover het museum is een mausoleum, met een eeuwige vlam aangestoken door Fidel Castro.

Onderweg terug naar het huis kwam er een kar voorbij die werd voorgetrokken door een geit in plaats van een paard. Ook voor mij weer een nieuwe vorm van transport: een moto taxi bracht me naar het busstation, met een laadbak erachter en bankjes aan beide kanten. De route van Santa Clara naar Havana had een weinig interessant landschap. Een snelweg met dubbele banen. Palmbomen hier en daar, verder vlak. Hoewel er een wc is in de bus, is die niet in werking, dus men kan naar het toilet op een busstation onderweg, of als de nood hoog is, dan stopt de bus gewoon even langs de kant van de weg om iemand naar buiten te laten.

Tegen vieren op oudjaarsdag stond ik op het busstation van Havana, de hoofdstad van Cuba. CWS werkt ook in Cuba, wat onder het portfolio van mijn leidinggevende valt. Hij had me voor mijn vertrek in contact gebracht met een aantal personen. Altijd handig om internationaal contacten te hebben. Het was me uiteindelijk gelukt om een van hen telefonisch te bereiken. Ik dacht dat ze me op het busstation opwachtte, maar ze bleek in een hotel te zijn. Met een taxi naar Hotel Vedado dus. Oudjaarsdag blijkt topdrukte te zijn in Havana en er was nergens een huis meer beschikbaar, terwijl de hotels peperduur zijn, vooral op die datum. Ik maakte kennis met deze dame die me in contact bracht met Consejo de Iglesias de Cuba, partnerorganisatie van CWS. Een volgende taxi reed me via de Malecón naar het kantoor, langs de zee, met zicht op het Capitool en een fort.

Zo belandde ik op oudjaarsavond bij een CWS partner in Cuba, samen met de bewaker van het pand die me rondleidde over het terrein. Een bekende van hem kwam hem een warme maaltijd brengen, die hij spontaan met me deelde. Toen verscheen er een glimlach op m'n gezicht. Daar zit je dan kruidige rijst met bonen en vlees en tomaat te eten op oudjaarsavond in Cuba, bij een partnerorganisatie van CWS... Consejo de Iglesias de Cuba bestaat al sinds 1941 en is net als CWS lid van ACT Alliance. Een medewerkster belde me op kantoor en zei dat ze bezig was een slaapplaats voor me te zoeken. Later belde ze weer; alles zat vol, maar ik kon terecht bij haar buurvrouw die me de slaapkamer van haar zoon kon lenen. Ze stuurde een bevriende taxichauffeur om me te komen halen en zo kwam ik uiteindelijk in de wijk Sevillano, waar ik hartelijk verwelkomd werd en gelijk uitgenodigd om oud en nieuw met ze te vieren. Ze vroeg me of ik Norwegian Church Aid ken. Jazeker. Of ik de directrice van Haïti ken. Jazeker. Die bleek zich een paar huizen verderop te bevinden. Ze wilden er toch op bezoek, dus namen mij gelijk mee. De directrice wist natuurlijk niet wat ze zag, toen ik daar bij ze op de stoep verscheen.

Terug in huis bij de familie keken we Cubaanse komiek en muziek, waarna ik naar de buren ging die me gastvrij ontvingen. Het nieuwe jaar heb ik slapend ingeluid. In Cuba zijn er diverse tradities met de jaarwisseling: mensen maken een soort vogelverschrikker met het oude jaar erop geschreven en een kaars in de hand, om het oude jaar achter zich te laten. Dat had ik inderdaad gezien in Santa Clara. Om middernacht pakt men een emmer water en gooit die naar buiten, om zo het oude jaar 'weg te gooien' en met een schone lei het nieuwe jaar te beginnen. Verder loopt men met een lege koffer de wijk rond, om te kunnen reizen in het nieuwe jaar. Het eten bestaat op oudjaarsdag uit varkensvlees. Dat had ik gezien bij het binnenkomen van Havana, waar twee mensen een varken ronddraaiden op een groot, houten spit.

Nieuwjaarsdag heb ik doorgebracht in de stad Havana. Even na achten stond ik al op de Plaza de la Revolución, een enorm plein met een even enorm gedenkteken/standbeeld voor José Martí. Vandaar begon ik te lopen richting Centro Habana, langs diverse faculteiten van de Universidad de la Habana, een gemeentelijk ziekenhuis, een brede straat door met zuilengalerijen en architectonisch interessante gebouwen. Zo kwam ik uiteindelijk bij Parque de Fraternidad en Capitolio Nacional, een zeer indrukwekkend gebouw dat veel lijkt op het Capitool in Washington DC, met een grote, ronde koepel. Eromheen staan meer mooie gebouwen. Torentjes, figuren in steen uitgehouwen, versieringen, bogen. Naast het Capitool staan het Nationale Theater en Hotel Inglaterra, tegenover Parque Central, waar nog een standbeeld staat van José Martí.

Nieuwjaarsdag, ik begin het nieuwe jaar met een 'big smile' op m'n gezicht. Wat een stad is Havana, fantastisch. In de buurt van het Capitool veel bezienswaardigheden. Achter het Capitool bevindt zich Real Fábrica de Tabacos Partagás, een sigarenfabriek. Aan de zijstraten is te zien dat de gebouwen echt oud zijn en onderhoud vereisen. Veel veranda's/balkonnetjes, waslijnen, honden, afgebladderde en vervallen gebouwen en appartementen. Bij Parque Central in de buurt zijn het Nationale Museum van Kunst en het Museum van de Revolutie. Dat laatste is me een indrukwekkend gebouw, ook weer met een koepel. Ervoor staat een stukje van de oude muur en een toren die zijn gebouwd in de 17e eeuw om de stad te verdedigen. Elke avond gingen de poorten dicht en elke ochtend werden ze geopend bij het geluid van een geweerschot. Voor het Museum van de Revolutie ligt het uitgestrekte Plaza de 13 de Marzo met nog een enorm standbeeld, dit keer van General Máximo Gómez. Daarachter ligt de zee.

Een geweldig gezicht, fantastisch. Aan de ene kant van het water staat Castillo de San Salvador de la Punta, terwijl op de andere oever een ander kasteel staat: Castillo de los Tres Santos Reyes Magnos del Morro. Een toren die in het donker als vuurtoren dienstdoet staat op de uiterste rand, de golven slaan op de kust. De zeelucht, vissers die hun hengels in het water zwiepen, een heldere dag, en helder water. Naast het kasteel op de andere oever strekt zich een enorm fort uit: Fortaleza de San Carlos de la Cabaña. Ik volgde de Malecón een stukje, met prachtig zicht op hoogbouw en andere gebouwen aan de zee. Een grote vogel zat rustig vlakbij de kant.

Naast Centro Habana ligt Habana Vieja, het oude stadsdeel van Habana. In de straat Empedrado staat La Bodeguita del Medio, een schijnbaar beroemd dans restaurant met live muziek. Via de Prado liep ik langs Edificio Bacardí, een hoog gebouw in goud en andere kleuren. Toen naar Plaza de la Catedral, waaraan Catedral de San Cristóbal de La Habana staat, waarvan de bouw begon in 1748. Aan datzelfde plein staan nog meer oude gebouwen, allemaal uit de jaren 1700; Casa de Lombillo, Centro Wilfredo Lam, etc. Vandaar de San Ignacio door, die langs Plaza Vieja leidt, een ander plein, gevormd in 1559, met oude gebouwen en een omheinde fontein. Dit plein werd eerst gebruikt voor militaire oefeningen en diende later als marktplaats. De San Ignacio leidt verder tot de Iglesia de San Francisco de Paula, vlakbij het water. Dit kerkje is overgebleven van het vrouwenziekenhuis van San Francisco de Paula van midden 1700.

Vandaar loopt de Lenoro Pérez naar Casa Natal de José Martí, een blauw-geel huis waar hij werd geboren in 1853. Vlak daarbij staat een stuk van de oude muur en is het treinstation, ook alweer een mooi en groot gebouw. Toen naar de Iglesia y Convento de Nuestra Señora de Belén (1718), Iglesia Parroquial del Espíritu Santo (Havana's oudste overlevende kerk, gebouwd in 1640 en herbouwd in 1674) en Iglesia y Convento de Nuestra Señora de la Merced (gebouwd in 1755, herbouwd in de 19e eeuw). De Lonely Planet blijft een goeie gids. Ik liep langs het water omhoog, langs de Bahía de La Habana (baai van Havana), de Catedral Ortodoxa Nuestra Señora de Kazán, een Russisch-Orthodoxe kerk, een wit gebouw met gouden koepels, gebouwd in het begin van de jaren 2000. Vlak daarnaast is Museo del Ron, het Rum Museum, waarvoor een rij paard en wagens en taxi's staat: veelal blinkende, oude auto's, cabriolet. Cuba kent wel allerhande soorten taxi's: paard en wagen, fietstaxi, moto taxi, auto, en in Havana een autootje/motor met drie stoelen achterin, half open.

Van het rum museum kwam ik bij Plaza de San Francisco de Asís, met als boegbeeld Iglesia y Monasterio de San Francisco de Asís, oorspronkelijk gebouwd in 1608 en herbouwd in de barokke stijl tussen 1719 en 1738. Er staat een fontein met drie leeuwen op het plein (Fuente de los Leones, 1836), een standbeeld voor de kerk van San Francisco met een kind en een kruis in zijn hand. Aan de overkant (bij het water) staat de cruise Terminal Sierra Maestra. Aan het plein bevindt zich ook de Lonja del Comercio, waarin kantoren gehuisvest zijn. Aan een zijstraat staat het Chocolademuseum en vandaar loopt de Obrapía langs nog meer kerken naar Plaza del Cristo, die echter afgeschermd was met golfplaten. Daar staat Parroquial del Santo Cristo del Buen Viaje, gebouwd in 1732.

Mercaderes is een straat met souvenirwinkels en musea, plus diverse kleine parken op de straathoeken, overschaduwd door bomen en met allicht een standbeeld, zoals dat van Simón Bolívar. De Obispo is een drukke straat met kunstgalerijen en restaurants/muziek bars. Overal schalt muziek, of er staan live muzikanten te musiceren. Het vierde plein van Habana Vieja is Plaza de Armas, overschaduwd door palmbomen, in het midden een standbeeld van Carlos Manuel de Céspedes en op alle vier de straten om het plein is een boekenmarkt, met vooral veel boeken over politiek, revolutie, Fidel Castro en Ernesto Che Guevara. Aan het plein staat een hotel dat aan het eind van de 18e eeuw Palacio de los Condes de Santovenia was. Verder wederom musea, waaronder het Museo el Templete, een kleine kapel opgericht in 1828 op de plaats waar Havana's eerste mis werd gehouden onder een ceiba boom in november 1519. Naast het plein staat nog een kasteel: Castillo de la Real Fuerza, gebouwd tussen 1558 en 1577, waarin nu het Museum van Navigatie ondergebracht is. Verderop staat nog een soort fort, wat dienstdoet voor een speciale politie-eenheid. Een cruiseschip lag aangemeerd in de haven.

Uiteindelijk streek ik neer op een bankje aan de Malecón, kijkend naar het verkeer, de palmbomen, de lichten van de toren van het kasteel en het fort en een verlicht, groot wit beeld aan de andere oever (Standbeeld van Christus), de taxi's in allerlei soorten en kleuren en maten. De oude Amerikaanse auto's, vele cabriolet, veel roze, zijn in Havana alomtegenwoordig. Een prachtig straatbeeld. Het valt me echt op dat Cuba een land is met een hele aangename atmosfeer, anders dan elders waar ik geweest ben, geen angst of bedreiging of irritaties. Mensen stappen uit hun auto's en laten ramen gewoon open staan en deuren van het slot. Het socialisme heeft best wel interessante uitgangspunten.

De taxichauffeur kwam me weer halen en bracht me terug naar de familie. 1 januari is de dag waarop de revolutie officieel begon, in 1959. Al 57 jaar Castro aan het bewind, beide broers al in de tachtig. Een van de eerste initiatieven van deze overheid was een proces van alfabetisering in het hele land. Wat dat betreft zorgen ze wel goed voor het volk. De overheid is ook verantwoordelijk voor afvalverwerking en heeft mensen in dienst om afval regelmatig op te komen halen, hoewel dat niet altijd goed werkt. Op het platteland zijn er sommige mensen die latrines hebben, verder allemaal wc's.

De volgende ochtend toog ik naar Hotel Inglaterra (volgens de taxichauffeur 'Engeland' genoemd wegens de bouwstijl), om vandaar met Cubatur naar Viñales te gaan. Hoewel er meer wachtenden waren, werd ik als enige in de bus gelaten. De gids legde uit dat ik in de Spaans/Italiaans talige groep was ingedeeld en er ook nog een Engelstalige bus zou komen. Een gezelschap van Spanjaarden en Italianen en andere Spaanstaligen dus. De bus stopte bij nog een stuk of 6 hotels om meer passagiers op te halen. We reden een stukje langs de mooie Malecón voordat we de stad verlieten, de provincie Artemisa door naar Pinar del Río. Cuba is voornamelijk een vlak land, met slechts drie gebergtes: Sierra Maestra bij Santiago de Cuba, Sierra del Escambray bij Trinidad en Cienfuegos, en de bergen in de buurt van Viñales. Langzamerhand werd de omgeving heuvelachtiger. De eerste stop was in Pinar del Río, de hoofdstad van de gelijknamige provincie, bij Fábrica de Bebidas Casa Garay. Helaas waren zowel de tabaksfabriek als de drankfabriek dicht wegens vakantie, dus geen rondleiding, enkel een winkel met guava likeur, de lokale specialiteit, en natuurlijk rum.

Vandaar reden we naar Viñales, een klein dorp maar druk wegens toerisme voor de omgeving van mogotes (afgeplatte heuvels, niet hoger dan 400 meter), grotten en tabak. Hier wordt de meeste en beste tabak geproduceerd. Het landschap wordt bepaald door schuren om gebak te drogen, velden vol groene tabaksplanten, en de mogotes, afgeplatte, rotsachtige heuvels vol groene begroeiing. Een interessante omgeving. We reden naar Cueva del Indio, de Grot van de Indiaan, zo genoemd omdat er oorspronkelijke inwoners woonden, niet Taíno maar een andere bevolkingsgroep, minder geavanceerd. Er werden bussenvol toeristen uitgeladen, dus we moesten eerst buiten wachten, voordat we een paar honderd meter door de grot konden lopen om vervolgens in de rij te staan voor een boot. Tijdens de bootrit door de grot wees de schipper ons op figuren en stalagmieten aan de wanden en boven onze hoofden. Grotten blijven interessante plaatsen.

Vandaar reden we naar Mural de la Prehistoria, een rotswandtekening waaraan 18 personen 4 jaar lang hebben gewerkt, rond 1961. Een gekleurde slang, dinosaurussen, zeemonsters en mensen moeten de evolutietheorie symboliseren. Naast de muurtekening is een restaurant, waar ik aan een tafel werd ingedeeld met een Japanner en een Spaans stel. Ook hier weer rijst met bonen op het menu, met yuca en varkensvlees, plus een soort chocoladegerecht na.

Vlakbij de wandtekening bezochten we een tabaksboerderij, een veld tabaksplanten ernaast en de schuur in gebruik om tabak te drogen (in het juiste seizoen). Het is een product met maar een korte cyclus, iets van 3 maanden van zaaien tot oogsten. We kregen de zaden te zien, de planten, de droge bladeren en ook het proces om een sigaar te rollen werd voorgedaan. Tabaksboeren zijn verplicht (vrijwel) alle tabak aan de overheid te verkopen.

De laatste stop was bij een uitzichtpunt bij hotel Jazmines, vanwaar we een mooi uitzicht hadden op de interessante omgeving met z'n mogotes en tabaksvelden. Toen ving de terugrit aan, weer door het dorp Viñales met een klein plein met kerk en bijna elk huis dienstdoend als bed & breakfast vanwege de hoeveelheid toeristen. De eersten werden de laatsten, dus wij die 's ochtends als eerste waren ingestapt, stapten 's avonds als laatste uit bij Parque Central. De taxichauffeur stond al op me te wachten. Hij zei dat alle rijscholen van de overheid zijn en het verplicht is om naar een rijschool te gaan en zowel een theorie als praktijkexamen te halen, wil men een rijbewijs krijgen.

Havana, de 'hoofdstad van alle Cubanen'. Onderweg stond er op een billboard 'Doe goed en kijk niet aan wie'. Wat dat betreft zijn er wel meer goede teksten te lezen. Het is weer eens wat anders dan reclame voor producten.

Terug bij het huis kreeg ik van mijn gastvrouw nog een eigengemaakte 'zoetigheid' bereid met yuca, een specialiteit van het kerstseizoen, het deeg gevormd als een lintje. Het smaakte heerlijk.

De volgende ochtend zat ik even na zessen al in de bus. Dit ging een lange rit worden, helemaal van Havana naar Santiago de Cuba, van de westkant van het land naar de oostkant, zo'n 900 km. We waren nog geen anderhalf uur onderweg, of we kregen een lekke band. De bus reed langzaam door tot een nabije stop, waar de passagiers konden ontbijten terwijl de chauffeurs de band gingen verwisselen. De eerstvolgende stop was in Santa Clara. Het landschap was even heuvelachtig, verder veel vlak, met koeien en palmbomen en suikerriet. Het nadeel van afhankelijk zijn van de bus is natuurlijk dat je alleen in steden komt en niet kustroutes kunt rijden of binnendoorwegen, of rustige dorpjes bezoeken. Het nadeel van de oude auto's is dat ze erg bijdragen aan luchtvervuiling, vooral in Havana en Santiago.

De volgende stop was in Sancti Spíritus. Het valt me op dat het overal erg rustig is op de wegen, ook op de grote wegen is weinig verkeer. Voorbij Sancti Spíritus stopten we voor een (laat) middagmaal. Er was alleen nog 'ropa vieja', zei de serveerster tegen me, wat zich vertaalt als 'oude kleren'... Oftewel: rundvlees met rijst. Hier is het eten een stuk goedkoper. Er zijn duidelijk twee prijzen: voor buitenlanders en voor Cubanen. De volgende stop was in Ciego de Ávila en om zes uur waren we in Camagüey. Er werd mooie muziek gedraaid in de bus. Er volgde nog een stop in Las Tunas en toen Bayamo. Om half twaalf 's avonds waren we eindelijk in Santiago de Cuba, zeventien uur na vertrek. Bij aankomst reden we langs Plaza de la Revolución, net als in Havana een enorm plein met een even enorm standbeeld.
Weinig taxi's op dat uur, een enkele fietstaxi. Ik vroeg de prijs en was te moe om te onderhandelen. Dat werd m'n eerste (en enige) onaangename ervaring, toen hij bij aankomst meer wilde. Mijn laatste dagen in Santiago bevestigden wat me al was gezegd en geschreven, namelijk dat deze stad de meeste mensen kent die een slaatje willen slaan uit toeristen en natuurlijk dat het middernachtelijke uur zulke situaties ook met zich meebrengt.

Ik plofte gelijk in bed. Een mooi huis, oud pand, uit 1800 zoveel. Hoge plafonds en een groot dakterras met diverse tafels en stoelen, oude badkuipen met planten erin, en een prachtig uitzicht volledig rondom op de stad, gebouwen en omringende bergen. Dat is aangenaam broodje ei en fruit eten.

Mijn bezoek aan Santiago de Cuba begon ik bij het kasteel El Morro, volledig genaamd Castillo de San Pedro de la Roca del Morro, een kilometer of tien buiten de stad gelegen. De Lonely Planet, verreweg de beste reisgids, vooral voor zelfstandige rondreizigers, schreef over een bus die richting El Morro gaat. Behulpzaam en vriendelijk als altijd, legde iemand me uit waar ik de bus kon nemen naar Ciudamar. Algauw reed er een soort busje voor met achterin twee parallelle banken. Bij het instappen stootte ik mijn hoofd en prompt wreef een andere passagier me over mijn bol. Ze waren ook zo behulpzaam om me uit te leggen hoe ik weer terug kon komen en zetten me netjes af in de buurt van het kasteel, voor 20 cent in plaats van een taxi voor $ 15. Dit is het transport voor Cubanen, niet altijd toegankelijk voor buitenlanders.

Het fort ligt majestueus op een heuvel aan de Bahía de Santiago de Cuba, met mooi uitzicht op de beschutte baai die landinwaarts naar de stad loopt en aan de andere kant de Caribische zee. Een medewerker op een strandje onder het fort wees me een voetpad de heuvel op naar het kasteel. Onderweg toonde hij me gelijk twee kleine grotten. Terwijl ik alleen verder klom naar het kasteel, werd de bewolkte lucht dreigend grijs. Het leek wel mooi, die lucht achter het fort. Ik liep de ophaalbrug over en net op het moment dat ik binnen was, begon het te regenen. Een paar tellen later klonk uit de diepten van het kasteel het lied 'Piet Heyn' en de zilvervloot. Een bus Nederlanders was net aangekomen en was beland bij een tentoonstelling over piraterij, waar ook een portret van Piet Heyn hing. De ruimtes binnen toonden verder informatie over de bouw van het fort tussen 1633 en het begin van de jaren 1700, wapens, kanonnen en afbeeldingen van de strijd tussen Cuba, Spanje en Amerika, gezonken schepen, enz. Een vertrek is ingericht als kapel, terwijl een klein, gesloten vertrek als martelkamer werd gebruikt toen er mensen gevangen werden gehouden in het fort.

Het werd zowaar alweer droog, het klaarde algauw weer op en de lucht werd blauw. Toen buiten op verkenning in de verschillende verdiepingen van het fort. Kanonnen voor de kanonsgaten op de kanten van het kasteel, waterputten waar het regenwater nu in stroomde, een heel mooi uitzicht aan de ene kant op de Caribische zee, de overkant de bergen en de andere kant de baai waaraan Santiago de Cuba ligt.

Ik liep terug naar de bushalte, vanwaar ook een veerpont vertrekt naar een tegenover gelegen eilandje. Het duurde nogal even voordat er verkeer kwam. Nu niet een busje zoals op de heenweg, maar een vrachtwagen waarin aan weerszijden twee lange banken staan. Toen had ik zo'n beetje alle vormen van transport gehad, behalve paard en wagen.

Terug in de stad bezocht ik de wijk Tivolí, waar het Museum van de Clandestiene Strijd staat, een mooi koloniaal pand, en daar tegenover het huis waar Fidel Castro woonde van 1931 tot 1933 toen hij in Santiago op school zat. Een paar steile straatjes lopen af naar het water, de Bahía de Santiago de Cuba, met daaraan het Parque Alameda, een ruim plein aan het water, met zicht op bergen en vrachtschepen, industrie, containers, park en gebouwen. Voorbij het park staan een klokkentoren, de douane en natuurlijk mag ook een sigarenfabriek niet ontbreken.

Vanaf Tivolí leidt een trap (Padre Pico steps) van Diego Palacios naar Calle Bartolomé Masó. Aan die kant zijn wat steilere wegen, wat mooi uitzicht biedt op de straatjes die naar de baai leiden. Zo belandde ik op Parque Céspedes, met een indrukwekkende, grijze kathedraal (en winkels ervoor, een interessant contrast...), de Catedral de Nuestra Señora de la Asunción, het oudste nog staande huis in Cuba (Casa de Diego Velázquez, 1522), natuurlijk een standbeeld van Carlos Manuel de Céspedes, Hotel Casa Granda, Banco Nacional en diverse musea. Fidel Castro verscheen op het balkon van de Ayuntamiento op 2 januari 1959 om de triomf van de revolutie te vieren.

Vanaf Parque Céspedes loopt Calle Heredia, waar muziek klonk uit Casa de la Trova en een groepje muzikanten speelde. Zowel in restaurants als op straat veel muzikanten, met zang, gitaar en bas. In dit straatje staat ook het huis waar José María de Heredia werd geboren, winkeltjes met boeken en cd's, en een museum van carnaval. Toen de Pio Rosado in, waar het Museo Municipal Emilio Bacardí Moreau gevestigd is, een indrukwekkend, grijs gebouw, met daar tegenover het door gele zuilen omgeven Palacio Provincial. Vlakbij staat het rum museum. Vandaar naar Plaza de Dolores, ingeklemd tussen wegen met druk verkeer, veel motors en restaurants, plus de Iglesia de Nuestra Señora de los Dolores, in gebruik als concerthal. De weg loopt verder naar Plaza de Marte, met bloeiende planten en een ronde pilaar met een rode top, symbool voor vrijheid.

Van Plaza de Marte verder naar Cuartel Moncada. Op de ochtend van 26 juli 1953 begon daar de revolutie toen ruim 100 revolutionairen onder leiding van Fidel Castro de troepen van Batista bestormden in het toenmalige op een na belangrijkste militaire garnizoen. Batista's soldaten hebben nadien de kogelgaten gedicht, maar na zijn overwinning heeft Fidel Castro ze weer open laten maken als een herinnering aan die dag en daad van 26 juli 1953. Tegenwoordig functioneert het indrukwekkende, grote, geel met rode, volledig ommuurde pand als school, met een ruim sportveld ervoor. Bij de kruising naar Cuartel Moncada staan overheidsgebouwen en een ziekenhuis met leuzen van Fidel Castro ('Revolutie is bouwen', 'Bedankt Santiago'). Daar staat ook het Paleis van Justitie en Parque Histórico Abel Santamaría met een fontein van Martí en Abel Santamaría.

Na een maaltijd van lamsvlees kon ik verder naar Parque de los Estudiantes en Parque Ferreiro, Avenida Manduley in, waaraan zich vele scholen bevinden. Aangezien de scholen weer waren begonnen, liepen leerlingen op straat in hun uniformen, rood met wit of blauw of geel/bruin. Aan de Manduley bevindt zich ook Palacio de Pioneros en José María Heredia standbeeld, evenals Casa del Caribe. Toen terug naar Plaza de Marte, in onaangename dampen van uitlaatgassen. Dat is natuurlijk een nadeel ook van oude auto's. Daardoor zijn er maar weinig sterren zichtbaar in Havana en Santiago.

Vanaf Plaza de Marte loopt een voetgangersstraat helemaal tot aan het water, José A. Saco. Een prachtig opgeknapte straat, waaraan platen hangen van hoe de gebouwen waren in de jaren 40 en hoe ze zijn opgeknapt in 2015, zeer recent dus. Heel mooi; de balkonnetjes, de beelden, de versieringen, balustrades, gevels, in allerlei kleuren; blauw, geel, roze. Aan deze straat staan ook redelijk veel winkels.

Toen terug naar het huis aan de Pio Rosado, genieten van het prachtige uitzicht op het dakterras. Net zoals in bijna elk ander huis, stonden ook in dit huis de nodige schommelstoelen. De voornaamste sport in Cuba is baseball.

De volgende ochtend ontwaakte ik weer bij gefluit op straat. Ontbijt op het dakterras, helder, mooi uitzicht op huizen, daken, straten en bergen, geluiden naar boven drijvend van omringende scholen en mensen. In alle straten liepen leerlingen naar school. Toen nog een laatste ommetje voor vertrek. De Sánchez Hechavarría in naar Memorial de Vilma Espín Guillois, vrouw van Raúl Castro. Toen via de boulevard/José A. Saco naar Tamayo Fleites, ook voetgangersgebied, met kraampjes souvenirs/lokaal gemaakte producten en op de hoek een school, tegenover Iglesia de Nuestra Señora del Carmen, zozeer vervallen dat ie bijna niet als kerk is te herkennen. Rondlopen in de straten van Santiago, zoveel mooie gebouwen, oud, sommige klein, andere groot, balustrades en balkonnetjes, sommige ernstig aan onderhoud toe, andere opgeknapt. Even verderop staat de kerk van San Francisco, in Felix Peña Iglesia de Santo Tomás, verder langs Casa Museo de Frank y Josue Pais en tot slot Museo Casa Natal de Antonio Maceo, het huis waar Maceo in 1845 is geboren. Terug de José A. Saco in, naar een wisselkantoor. En ja, ik heb rum en sigaren gekocht... Al heb ik een hekel aan roken, ik kan Cuba niet verlaten zonder sigaren voor een bijzondere achterneef!

En toen brak op 5 januari het moment van vertrek weer aan. Een taxi bracht me naar het vliegveld, Maceo, waar ik incheckte bij Sunrise Airways, gelijk door de douane kon en plaatsnemen op het kleine vliegveld. Het was een heldere dag. Algauw gingen de propellers draaien van het vliegtuigje en reden we de baan af. Dag Cuba, het was een waar plezier. De bergen, de stad en het vliegveld verdwenen ons, de kust, de zee, totdat Ile de la Gonave in zicht verscheen. Toen vlogen we algauw boven de baai van Port-au-Prince, maar het vliegtuig draaide en vloog een rondje. En toen nog een rondje... Na twee rondjes landden we weer veilig en wel in Haïti. Hoewel ons vliegtuigje maar 16 passagiers telde, waren er vlak voor ons helaas net drie grote vliegtuigen geland, waar het vliegveld van Port-au-Prince niet echt op is berekend. De migratieruimte stond vol mensen en ik kon aansluiten in een lange rij die voor geen meter opschoot, aangezien er maar 1 persoon was toegewezen om alle buitenlanders te controleren.

Mijn collega bleek zich te hebben vergist in mijn aankomsttijd en was nog op kantoor. Een man achter me, die ook uit Cuba was aangekomen, vroeg of ik Engels spreek en of ik wist waar hij een bus naar de Dominicaanse Republiek kon nemen. Dat wist ik en ik wist ook dat dat pas de volgende ochtend kon. Hem was gezegd dat hij gelijk een bus kon nemen, vlakbij het vliegveld. Hij legde uit dat hij een zeilboot van de Dominicaanse Republiek naar Cuba moest brengen, maar ze waren in een storm beland en hadden hun zeilen verloren, waarna ze 5 dagen op zee hadden rondgedreven voordat een schip hen een aantal liters diesel cadeau gaf, waarmee ze op de motor naar Santiago konden varen. Tijdens de storm had hij echter z'n teen opengehaald, die was ontstokken en gezwollen. In Santiago wilden ze z'n teen amputeren. Als Pools burger woonachtig in Amerika gaf hij er de voorkeur aan om naar Amerika te vliegen. Er waren echter geen vluchten en al zijn spullen lagen nog in de Dominicaanse Republiek. Pas vijf dagen later kon hij deze vlucht boeken naar Haïti. Ik begreep dat hij in een lastig parket zat en Haïti is niet een land waar je als nieuwe bezoeker makkelijk onderdak kunt vinden of de weg naar een busstation. Dus nadat ik na anderhalf uur wachten in de tergend langzaam voortkruipende rij eindelijk door de migratie kon, die strikter is geworden en voor het eerst mijn verblijfsvergunning heeft gevraagd, wachtte ik bij de bagage op de man. Ik stond er nog maar net, of de stroom viel uit. Alle bagagebanden stil, lichten uit. En ja: het computersysteem plat. Dat duurde dus nog een half uur voordat hij zich eindelijk bij me kon voegen. Al met al stond mijn collega toch op ons te wachten. Gelukkig maar dat hij niet op tijd was gekomen. We besloten de man mee te nemen naar een guesthouse, want we zijn er tenslotte om elkaar te helpen en dienen, maar hij had weinig geld bij zich en het eerste guesthouse wilde geen uitzondering voor hem maken. Het tweede wel. Dat waardeerde ik zeer, dat ze bereid waren om een gast op te nemen zonder reservering en met minder geld dan het tarief.

Al met al waren we heel wat later terug op kantoor dan verwacht. Ik zei tegen mijn collega dat ik soms het gevoel heb alsof ik vreemde situaties aantrek, maar volgens hem zal God wel weten dat ik deze man van dienst kon zijn en dat hij daarom mij aansprak. Hoe het ook zij, we zijn er weer, en hoe... Volgende verrassing: we stonden voor een dichte deur. De persoon die op ons zou wachten, was vertrokken omdat het al donker was en hij dacht dat de plannen gewijzigd waren. Dus daar stonden we samen drie kwartier te wachten voordat er iemand kwam met een sleutel. De collega's hadden eten voor me achtergehouden, dus kon ik in ieder geval rijst met erwten, kip, sla en tomaat eten, verse vruchtensap drinken en toen eindelijk naar huis. Daar werd ik verwelkomd door duisternis, een zo hoge vochtigheid dat het schimmel op m'n bed stond, en natuurlijk de poes.

De volgende ochtend heb ik de gestrande Pool van het guesthouse opgehaald en naar het busstation gebracht. Toen weer aan het werk, een goed weerzien op kantoor. Ik heb een hele goed tijd gehad in Cuba, heel positief, interessant om kennis te maken met een socialistisch systeem, mooi land, bijzonder en bizar, ontspanning, heerlijk tot rust gekomen en nu is het ook weer goed om terug te zijn in Haïti en de taken weer op te pakken.

Een ieder veel geluk, gezondheid, vrede en wijsheid toegewenst in 2016!

  • 09 Januari 2016 - 23:39

    Jannie Alma:

    Een gezegend 2016 toegewenst!

    Gerard, Jannie
    Sander, Miriam, Anna,
    Peter en Betty Alma

  • 10 Januari 2016 - 17:22

    Trudy:

    Meis, wat heb je veel moois gezien!!!

Reageer op dit reisverslag

Je kunt nu ook Smileys gebruiken. Via de toolbar, toetsenbord of door eerst : te typen en dan een woord bijvoorbeeld :smiley

Margot

Micha 6:8 Hij heeft u bekendgemaakt, o mens, wat goed is en wat de HEERE van u vraagt: niet anders dan recht te doen en getrouwheid lief te hebben, en ootmoedig te wandelen met uw God.

Actief sinds 20 Maart 2008
Verslag gelezen: 589
Totaal aantal bezoekers 589254

Voorgaande reizen:

12 April 2008 - 30 November -0001

Mijn eerste reis

Landen bezocht: